Viswijvenplein

Viswijvenplein

Sinds enkele weken (voorjaar 2020  -red.), loopt een campagne om meer straten, pleinen, lanen, parken, plantsoenen en andere openbare ruimtes naar vrouwen te noemen. Aangezien vrouwen de helft van de wereld op hun schouders dragen, klinkt de roep om een inhaalbeweging op het eerste gezicht redelijk. Iedereen evenveel, is dat niet een pilaar van de democratie? Buigt zich daar een Commissie met kennis van zaken over? Nee, geheel in de sfeer van deze tijd wordt aan doorsnee en bijwijlen aan iets-minder-doorsnee burgers ongevraagd gevraagd of ze misschien een leuk ideetje hebben. Welk plantsoen of park, welke straat of laan, verdient het naar een vrouw  te worden genoemd? In puur Vlaamse traditie, loopt de campagne lokaal. Per stadje. Maar: is het sowieso een goed idee om openbare plaatsen naar mensen te vernoemen?

Het hek stond er nog niet of het was al van de dam. Op televisie hoorde ik een gemiddelde mannelijke burger uitleggen dat de Leuvense “viswijven” een straatnaam verdienen. Waarom? Wel, hij had het van horen zeggen hoe een viswijf (in Newspeak: “seafood shop manager”) ooit eens een inspecteur voor rotte vis uitschold (c’est le cas de le dire) toen hij (het was natuurlijk een Hij) haar vis afkeurde. “Niet mijn vis stinkt, gij stinkt”, luidde haar repliek. Aldus de overlevering. Dat zo’n vrouw haar mannetje kon staan, kijk, dat verdient toch een straat-plein-markt, zo besloot deze gemiddelde – mannelijke – burger.
Het verbaast mij telkens opnieuw hoe bourgeois, vooral les petits, in de vaste overtuiging verkeren dat vrouwen, en zeker vrouwen des volks, vroeger niets te zeggen hadden. In arbeidersmilieus, en zeer zeker onder vissers, foorreizigers en marktkramers, had de vrouw immens veel te zeggen. En zeker niet minder dan haar man op zijn werk. Maar daarover gaat dit stuk niet.

Klassegenoten en openbare plaatsen

Wel hierover: welke is de motivatie om een park, laan of boulevard naar een bepaald individu te noemen? Blank of zwart, man of vrouw, marxist of flamingant, hetero of homo? Openbare plaatsen naar mensen vernoemen, is een relatief recente gewoonte van machthebbers en eliteleden die hun klassegenoten in de bloemetjes willen zetten. Een standbeeld in het park kan ook, maar is veel duurder en valt minder op. De duiven schijten ook op de kop van de Helden en dat is niet fraai.
Het is ook delicaat: een openbare plaats is een openbare plaats. Niemand mag zo’n  plek bezetten of opeisen. Wilt u graag een koffietje drinken op een terras in de Léon Degrellelaan? Persoonlijk zou ik een Rode Gardes Plantsoen wel zien zitten – met een weelde aan klaprozen en pioenen -  maar veel stemmen zou mijn voorstel niet halen.

Er was een tijd dat straten en pleinen simpelweg aanduidden waar men was (Ooststraat, Aan de Bocht), hoe de stad zich had ontwikkeld (Nieuwstraat), wat er plaatsvond (Kiekenmarkt, Huidevettersstraat), welk soort volk er woonde (Kasteeldreef, Koolsteeg) of welke overtuiging een rol speelde (Kerkwegel, Zwarte Nonnenstraat). Andere openbare plaatsen verwezen naar de geografie en de geologie, zoals Hoogstraat, Beekweg, Minnemeers of Rodestraat. Hier en daar kwam het verleden er aan te pas, liefst in volle glorie. Maar personen, dat was voorbehouden aan koningen, edelen, grootgrondbezitters en andere overheersers, bij gelegenheid een schrijver die door de heersende klasse correct was bevonden. De eeuwige hang naar eeuwigheid.

Toen Vlaanderen werd verkaveld, moesten er op korte tijd honderden en honderden namen worden bedacht. De voorstellen hadden weinig tot geen uitstaans met de  plek zelf. Niets organisch, alles bureaucratisch. U kent ze wel, de villawijken die werden gelinkt aan onze flora: de Viooltjeslaan zonder viooltjes, de Berkenstraat zonder berken, de Vinkenlaan waar kauwen en merels thuis zijn…. Onze fauna blijft overigens opvallend afwezig. Maar goed, kwam men in het interbellum nog op de proppen met opgewarmde kost, zoals Nieuwstad, in verkavelingsland kwam het bij niemand op om bordjes met Schoolmeesterswijk of  Ambtenarenhoek op te hangen. Waarom niet? Het zou de traditie verder zetten van wijken  en straten waar één of een paar verwante beroepen werden uitgeoefend – ook al oefent men deze moderne beroepen natuurlijk uit in een kantoor in de stad.

In de vergetelheid

Ondertussen had het fenomeen van de persoonsgebonden openbare plaatsen zich goed verspreid. Wie kwam in aanmerking? Uiteraard burgers met een zekere staat van dienst en dat waren toen logischerwijs vooral mannen. Met Kinder, Küche & Kirche schop je het niet ver in de buitenwereld. Aldus kregen Frère Orban, Emile Vandervelde, Paul-Emile Janson, Ernest Solvay, Guido Gezelle, ja, zelfs Cyriel  Verschaeve, hun openbaar “herkenningspunt” (dat is Newspeak van deze campagne).

Vraag nu eens aan de doorsnee burger: wie was Janson / Frère-Orban? Victor Horta? De meesten hebben geen flauw idee. Deze personen behoren tot de verleden tijd. In Brussel en Antwerpen zal het de inwoners van allochtone komaf bovendien een zorg zijn wie Camille Huysman was, of Anspach. De meeste pendelaars en toeristen wellicht ook.

Soms behoren ze ook tot beter-te-vergeten tijden, zeker nu de Perfectii  de morele lakens uitdelen. We herinneren ons de poging van toenmalig Leuvens burgemeester Louis Tobback om Generaal Foch zijn Plein te ontnemen. “Een massamoordenaar”, aldus Tobback, die naar eigen zeggen wel had gewacht tot de laatste Leuvense oud-strijder was overleden, kwestie van hen niet te choqueren. De kiesheid van de hypocrisie. Foch werd ooit patriottisch gesmaakt door de machthebbers die straatnamen en standbeelden toekenden aan hun ‘peers’. Inbegrepen rechtse dichters en filosofen of voormalige geliefde leiders wier houdbaarheidsdatum ondertussen is verstreken: Franco en Stalin, maar ook Céline en Wies Moens. Toch twee knappe schrijvers.  

Dan rijst toch de vraag: aan wie geef je een naam die na een generatie of twee niet van de muur wordt gehaald?. Misschien gedeporteerde joden, verzetstrijders (maar: communistische, nationalistische?), wetenschappers die de Mensheid dienden (Pasteur, Curie). Maar Einstein? Gevaarlijk! Von Braun? Essentieel voor de Verovering van het Heelal, maar aangebrand. Nobelprijswinnaars? Maar wie kan er voor de vuist tien van enige betekenis opsommen? Rinkelt er een bel(letje) bij het horen van de naam Osamu Shimomura? Iemand? Ooit een boek van Steinbeck, Montale, Singer, Le Clézio of Maeterlinck gelezen?

Zelfs in de categorie Nobelprijs van de Vrede, wemelt het van de kwestieuze gevallen, zoals Kissinger, Moeder Teresa, Sadat, Aung San Suu Kyi, Lech Walesa…  Steekt iemand zijn hand op? Of zijn nek uit?

Politiek evenwicht of durf?

Zullen we met die kennis voor ogen nu ook nog eens vrouwen toevoegen? Of zijn vrouwen per definitie au-dessus de tout soupçon? Maagd en onschuldig voor altijd? Knijpen we een oog dicht omdat ze recht hebben op een “inhaalbeweging”?  Of leren we uit de geschiedenis en opteren we voor een meer creatieve aanpak? Een bordje is gewillig en kost de promotoren weinig moeite en helemaal geen geld.

Kijk: in tegenstelling tot wat de campagne beweert, zijn straatnamen, boulevards en bruggen geen “herkenningspunten”, maar oden en elegieën vervat in een bord. Op een plek waar mensen komen om uit te blazen, te shoppen, hun auto te parkeren, hun maîtresse / vriendje te ontmoeten, bespoten groenten en fruit te kopen, te bedelen, een te dure pint te drinken, naar hun werk te kuieren. Openbare plaatsen zijn plaatsen van doortocht, niet van meditatie. Zeker in een stad en nog sterker in steden waar een groot deel van de bevolking geen voeling heeft met de omgeving -  om het voorzichtig uit te drukken. Onder het bordje “Brick Lane” (London, E1), hangt een  ander bordje. In het Bengali, want de wijk draagt als bijnaam “Benglatown”. Wat zouden vrouwvriendelijke borden daar kunnen betekenen?

Om maar te zwijgen van de pendelaars en de toeristen. Die tikken gewoon wat in op de GPS van hun GSM. Zij gaan ergens naartoe en hebben geen behoefte om te weten waar ze zijn.

U ziet, een straatnaam is vaak een eerbewijs van korte duur. Vooral nu niet de  klassieke machthebbers de prijzen onder elkaar verdelen, noch een beslagen commissie of werkgroep, maar naar de opinie, de persoonlijke voorkeur van de man en de vrouw in de straat wordt gepeild. We krijgen in zo’n geval zonder enige twijfel pakken voorstellen van vrouwen die over twintig jaar compleet vergeten zullen zijn. Zoals de mannen is overkomen.

Het jammerlijke vind ik nog dat vrouwen opnieuw een ”inhaalbeweging” opstarten, een procentuele dan nog, met andere woorden willen bereiken wat mannen hen voordeden, in plaats van met een creatief idee af te komen. In dit land kan je er donder op zeggen dat eer bewijzen aan Lucienne Herman-Michielsen, ik zeg maar wat, enkel zal kunnen als er minstens één christelijke en (vandaag toch) een Vlaamse strijdster tegenover staat. Voorvechtsters van abortus hangen wellicht een beetje moeilijk in bepaalde allochtone straatbeelden, dus komt er een vrouw van allochtone komaf in Zonder Haat Straten. En dan zal blijken dat hier aan stratego wordt gedaan en de verliezer vooraf bekend is: zoals de vrouwen in de minderheid waren tegenover de mannen, zo zullen waarlijk grensverleggende vrouwen het moeten afleggen tegen de middelmatige politica, de verdienstelijke schooldirectrice, de gedeporteerde jodin, de Zuster van Hier of Ginder, en, zeer zeker, de nodige Ministeressen en BV’s.  
 

De test? Here we go: noem eens een straat naar Phil Bloom (blote borsten op TV), Mary Quant (de minirok en andere” gewaagde” kledij), Brigitte Bardot (de sensuele), Angela Davis (de revolutionaire). Lou Andreas-Salomé (de verleidelijke), Germaine Greer (de ongrijpbare)?

Wat zegt u? Dat zijn geen Vlaminginnen? Tja, hoe zou dat nu toch komen! Maar viswijven, ja, dat is op provinciaal-Vlaams niveau.  

NOTA BENE
Een uitsmijter. Zouden de campagnevoerders beseffen dat ze eigenlijk een canon aan het opstellen zijn?

© Eddy Bonte (redactie website 02/05/2020)
Eerste publicatie in e-zine De Groene Belg  alias  De Groene Vrouw nr. 1893 van 16/04/2020.