Can White Men Sing The Blues?

CAN WHITE MEN SING THE BLUES?

 

 

Kan een blanke Nederlandse [Marie Lucas Rijneveld] het poëtisch werk van een Afro-Amerikaanse [Amanda Gorman] vertalen? Neen, zo menen “activisten”: blanken zijn daartoe simpelweg niet in staat. De poëzie van Gorman geeft namelijk expressie aan haar leefwereld. Een blanke kan zich daar niet in inleven en derhalve geen behoorlijke vertaling afleveren. Dat kan enkel iemand met een identieke of vergelijkbare achtergrond.  

In zeker opzicht, is het debat niet nieuw. Toen steeds meer Engelse artiesten in de jaren zestig naam en faam maakten met bluesmuziek, ontstond plots een heftig debat over de vraag “Can White Men Sing the Blues?”. Blues, zo luidde de redenering, was nu eenmaal gecreëerd en ontwikkeld door zwarte Amerikanen, die zo uitdrukking gaven aan hun leefwereld.  

De puristen

De muziekcritici en muziekliefhebbers die de vraag lanceerden, blanke Britten met name, stonden ook met een antwoord klaar: neen! Blues was nu eenmaal een muziekgenre dat door zwarte Amerikanen was gecreëerd en ontwikkeld om uiting te geven aan het wel en wee, maar vooral van het wee, van hun levenswijze als uitgebuite katoenplukker in Mississippi, onderbetaalde fabrieksarbeider in Chicago of kansloze bewoner van een getto. Jonge, blanke Engelsen, zo luidde de redenering verder, kwamen uit een heel ander milieu en konden dus onmogelijk blues brengen. ‘Echte’ blues sproot voort uit de zwarte gemeenschap van de Verenigde Staten.
Tot daar de puristen, die uitgingen van een onwrikbare, volkseigen, raciale visie op cultuur - per definitie untouchable en taboe voor buitenstaanders.  

De feiten

Dit staat niettemin vast: zonder de passie en de toewijding van enkele blanke Britse voortrekkers (zoals de jazzmusicus Chris Barber en de zanger-gitarist Alexis Korner) en dito snotneuzen (o.a. Eric Burdon, Brian Jones, Eric Clapton), was de blues al lang verschrompeld tot een relict van een bepaalde economisch-sociologische fase in de Amerikaanse samenleving. Immers: toen jonge blanke Britten de blues ‘exporteerden’ naar het land van herkomst, de VS, vond het gros van de jonge Afro-Amerikanen die muziek passé en hadden de meeste jonge blanken keine Ahnung.  

Authenticiteit


Can white men sing the blues?
Net als bij Amanda Gorman nu, draaide het debat ook toen rond authenticiteit.  Blanken konden, technisch gezien, natuurlijk blues spelen, maar nooit zo ‘echt’ als uitgebuite en gediscrimineerde zwarte Amerikanen. Natuurlijk kan Marieke Lucas Rijneveld een vertaling van Gorman verzorgen, maar nooit zo ‘echt’ als een vertaler met een achtergrond van discriminatie en achterstelling.
Net zoals de mening van Gorman niet werd gevraagd, kwamen de ‘authentieke’ bluesartiesten indertijd evenmin in het stuk voor. Hén, als artiesten,  interesseerde die vraag veel minder, maar zo nodig kon je wel hun opinie krijgen. Sonny Boy Williamson, die tijdens een Engelse tournee begeleid werd door de jonge, blanke puisten die zichzelf The Animals of The Yardbirds noemden, vond dat ze er muzikaal niets van bakten: “Those British boys want to play the blues real bad, and they do" . Uiteraard: hun jeugdig enthousiasme  haalde het met vele lengtes van hun virtuositeit. Met authenticiteit heeft dit niets te maken. 

Geen verbod

Bij Williamson en vele andere zwarte bluesmannen die door jonge, blanke Engelsen werden begeleid, was het eigenlijk nooit opgekomen dat hun muziek ook kon aanslaan buiten de zwarte gemeenschap en dan nog buiten de Verenigde Staten. Ze begrepen de interesse en de toewijding van die Britse bleekscheten eigenlijk niet. Alle verbazing, vooroordelen en kritiek ten spijt, haalde  geen enkele zwarte bluesartiest het in zijn hoofd  om niet-zwarten te verbieden de blues te brengen. Integendeel: tijdens een studiosessie legde Howlin’ Wolf aan de ondertussen wereldberoemde Eric Clapton  geduldig uit hoe hij ‘Little Red Rooster’ moet spelen! Je kan dat schitterende muzikale moment beluisteren op de “The London Howlin’ Wolf Sessions” (1971).

Oefening baart kunst. In 1964, een paar jaar na de Engelse tournee van Sonny Boy en consorten, speelden The Rolling Stones ‘Little Red Rooster’ van Willie Dixon naar de top van de Britse charts, dankzij de  onovertroffen slide van de 22-jarige blanke multi-instrumentalist Brian Jones.
Klinken de Stones precies als Howlin’ Wolf? De prille Fleetwood Mac met Peter Green als Elmore James? The Yardbirds  als Billy Boy Arnold? The Animals als Ray Charles? Nee. En dat is nu net het punt.
Zwarte en blanke stemmen verschillen sterk van timbre. Dat heeft echter niets met authenticiteit te maken. Ook de zegging en de ritmes verschillen. Vergelijk gewoon Bo Diddley met Buddy Holly. Negen keer op tien, kan je op basis van stemgeluid en ritme alleen al een blanke van een zwarte bluesgroep onderscheiden.  
Het instrumentarium is een andere kwestie. Niet-zwarten kunnen schitterende bluesgitaarpartijen uit hun mouw schudden. Aan blanke virtuozen op de boogiewoogie piano bestaat geen gebrek. Op dit vlak, maakt enkel de eigen stijl het verschil. De gitaar van Lightnin’ Hopkins herken je bij de eerste aanslag, maar die van Jeff Beck evengoed.
Om die redenen, werkte het samenspel van de gitaristen Buddy Guy en Jeff Beck verbluffend goed. En om dezelfde redenen, klikte de samenzang tussen Muddy Waters en Mick Jagger absoluut niet.
Dus ja, blanke en zwarte bluesartiesten klinken op sommige punten verschillend. Daar zijn aanwijsbare redenen voor. Maar geen reden om een taboe uit te spreken.

Wereldwijd

Ten Years After, Savoy Brown, Alexis Korner, Cyril Davies, Duffy Power, Chris Farlowe, Duster Bennett, Graham Bond, The Animals, The Downliners Sect, The Pretty Things, Manfred Mann, Spencer Davis en vele honderden, ja, duizenden onbekenden, creëerden in Engeland een ander bluesgeluid.

Enkele jaren nadat Muddy Waters zijn elektrische blues in Engeland ten gehore had gebracht (1958), ‘exporteerden’  blanke Britten hun variant van de blues terug naar het land van oorsprong: de Verenigde Staten. Dat leidde tot nooit geziene interesse voor zwarte bluesartiesten bij blank en zwart, maar ook tot de oprichting van allerlei blanke bluesgroepen, met wegbereiders als Paul Butterfield, Mike Bloomfield en Dr. John.  En toen kwam de slinger weer onze kant op: tijdens hun Europese tournee van 1970, verzorgden de zwarte Amerikaanse bluesartiesten Buddy Guy en Junior Wells het voorprogramma van The Rolling Stones  - op initiatief van de bleekscheten. Steeds meer zwarte Amerikanen boekten succes in Europa. John Lee Hooker en B.B. King groeiden uit tot megasterren.  

Het Britse voorbeeld sloeg ook aan op het Europese vasteland, denken we maar aan de onvolprezen Nederlandse groep Cuby & The Blizzards. Beetje per beetje veroverde de blues heel de wereld. Tsjechen, Spanjaarden  en Noren spelen de blues, maar Japanners evengoed.
Waarom verwondert dat sowieso? Het was gebeurd met jazz, het had zich voorgedaan met rock & roll. Met dezelfde kenmerken: een zwarte rocker haal je er zó uit, een blanke ook. Daaruit durf ik wel niet concluderen dat Jerry Lee Lewis, Buddy Holly of Carl Perkins  geen ‘echte’ rock & roll speelden, nog los van het feit dat zonder bepaalde ‘blanke’ muziekvormen  nooit van R&R sprake zou zijn geweest.

Geld stinkt wel

Na de onvermijdelijke imitatieperiode, zoals die zich in alle kunstvormen voordoet, ontwikkelden niet-zwarte artiesten een eigen type blues. Dave Kelly en Norman Beaker, bijvoorbeeld, sneden ook andere thema’s aan: geen  triestige katoenvelden, maar even triestige industriële Engelse voorsteden. Overigens, zingen ook zwarte bluesmannen en -vrouwen niet langer over lemen hutjes aan de oevers van de Mississippi. En vooral zong en zingt iedereen over de kern van de blues: de gevoelens die alle mensen eigen zijn en via muziek worden vertolkt, zoals ze ook worden vertolkt middels dans, poëzie of een verhaal. 

Overigens, valt het op dat pas een “probleem”  van “authenticiteit” rijst wanneer er geld en succes mee is gemoeid. Gorman was buiten de VS een nobele onbekende tot heel de wereld haar voordracht meemaakte op Joe Bidens aanstelling en uitgevers plots droomden van hoge oplagen. Niemand trok zich wat aan van Chris Barbers liefde voor zwarte muziek zolang hij op eigen risico bluesmannen als Big Bill Broonzy naar Engeland haalde. Wel doken “deontologische” vragen op toen The Stones en The Animals hits scoorden met bluesmuziek. De duizenden die nooit een cent aan de blues hadden verdiend, werden gemakshalve over het hoofd gezien. Het is, zoals de kapitein van de Titanic zichzelf voorloog, op het eerste gezicht comfortabeler te willen geloven dat het topje van de ijsberg de hele ijsberg is.

Can Yellow Men Play Mozart?

Het verschil met de affaire Gorman-Rijneveld? Simpel. Geen enkele  bluesartiest heeft ooit een andere artiest verboden de blues te spelen. En dat  heeft de blues alleen maar deugd gedaan. Zonder de Britse variant (sic) zou Buddy Guy een lokaal fenomeen zijn gebleven en zou een Robert Cray geen kans hebben gemaakt. Er wordt nog altijd ‘authentieke’ blues gespeeld, door zwart en niet-zwart.  In de VS, maar evengoed in Scandinavië. Bovendien wordt  de blues continu ontwikkeld, door zwart en niet-zwart. In de VS en ver daarbuiten. Bijvoorbeeld: bluesrock is een typisch product van blanke rockers, maar slaat nu ook aan bij … jonge zwarte performers! Resultaat: de kern van de blues bleef en het spectrum werd verbreed.  

Zo gaat dat bij cultuur: zonder wederzijdse bevruchting gaat cultuur dood of verwordt het tot een sjabloon of een attractie voor toeristen.

Wie iemand principieel verbiedt met andermans cultuur om te gaan vanwege een vermeend aangeboren onvermogen om van die cultuur iets te snappen of een aangeboren neiging om die cultuur te perverteren, bewijst zijn cultuur een hele slechte dienst. Want: wanneer mensen elkaar in vrijheid ontmoeten en met respect van elkaars cultuur kennis nemen, worden die culturen er alleen maar rijker van. En dat gebeurt continu.

Een uitsmijter. Can Yellow Men Play Beethoven?

En om het af te leren: wie ondanks alle tegenbewijs volhoudt dat blues een uitsluitend zwarte creatie is, moet er wel aan toevoegen dat die werd ontwikkeld op typisch ‘blanke’ instrumenten van de blanke overheersers: piano, gitaar, mandoline, banjo, trompet, klarinet, saxofoon, viool, ja, zelfs de goedkope mondharmonica van the poor lonesome cowboy …  Om maar te zwijgen van versterkers en microfoons. Bij mijn weten hebben de Afro-Amerikanen geen enkel ‘zwart’ bluesinstrument ontwikkeld. Wat dat bewijst? Niets. Of eigenlijk: alles, namelijk dat cultuur zich nu eenmaal op die manier ontwikkelt. En dat het een ramp zou zijn mochten zwarte bluesartiesten aan het ‘dekoloniseren’ gaan.

© Eddy Bonte per 31 maart2021. Redactie deze site 25APr2021. Eerste publicatie in De Groene Belg nr. 2109, Onafhankelijk e-zine - 13de jaargang - 6/4/2021 ***