De ketter in mij

 

In ‘The Saints’ legt Edith Simon niet enkel uit waarom Heiligen “a unique creation of Christianity” voorstellen, maar ook hoe de Heilige een held werd in de ogen van de gelovige en daarna in zijn eigen ogen, zodat zowel de Heilige als het Christendom in fanatisme verzandden. De vervolgde werd vervolger. Niet enkel van de ketter, maar ook van de ketter in zichzelf. Het leven van vlees en bloed, seksualiteit voorop, werd de vijand van de ware gelovige.  

Tijdens dat proces nam het Christendom ook een verwoestende wending: het leven op aarde, de materie zeg maar, werd afgezworen en ingeruild voor het geestelijke leven en uiteindelijk voor de fictie bij uitstek: het leven na de dood, dat voor christenen het enige echte leven voorstelde. We schrijven “verwoestend”, omdat het leven van vlees en bloed, met het seksuele leven voorop, werd vervolgd, verbannen en bestraft. Tot op vandaag.

Een monopolie

1 Laten we beginnen bij het begin: het Joodse geloof, want er wordt al eens vergeten dat Christus een Jood was. Edith Simon draait niet rond de pot en noteert terecht dat Israël ervan overtuigd was te beschikken over “the monopoly of spiritual truth” [p. 12].

2 Het verbaast dus niet dat de volgelingen van Christus zich Heiligen noemden: “they saw themselves as being ‘sanctified’ by their belief that the Messiah had walked the earth”. Zij fungeerden als “the missing link between man and God, at once mediator and buffer” [p. 96].

3 De auteur maakt er ons ook attent op dat Christus voor méér beginselvastheid van de Joodse religieuze voorschriften opkwam – en niet voor minder. Zijn volgelingen, de Heiligen in kwestie, namen de orthodoxie dan ook heel ernstig op, met name op ritueel vlak, bijvoorbeeld het verschil tussen rein en onrein, zowel bij voedsel (koosjer, vergelijk met halal) als het menselijk (besneden versus onbesneden). Kortom, er is een bron van onreinheid  verbonden aan de materie en het leven van alle dag. [p.36]

4 In vierde instantie, spelen specifieke kenmerken van het christendom een aantrekkelijke rol. Het einde van het materiële, biologische leven wordt gevolgd door een eeuwig, geestelijk leven. Het leven in de hemel wordt gegarandeerd toegewezen aan wie zich volgens de leer gedraagt: “virtue has its reward guaranteed in heaven, where there resided the only true reality” [p. 41]. Daarmee wordt de kosmische feitelijkheid binnenste buiten gekeerd.

Enig ascetisme was de eerste christenen dus niet vreemd, enig fanatisme evenmin. Waar orthodoxie heerst, ligt dissidentie op de loer – ketterij dus - en derhalve vervolging, onderdrukking en onderlinge twist. Een leven in dienst van Christus evolueerde tot een leven in dienst van Christus op de juiste wijze. In de lijn van rein en onrein, jood of niet-jood (“gentile” in het Engels), volgt algauw een onderscheid tussen juist of fout, goed of kwaad.

Batman en John Wayne

Edith Simon wijst op de invloed van een stroming binnen het christendom die vaak over het hoofd wordt gezien: het manicheïsme. Gaat de joods-christelijke leer ervan uit dat elkeen het goede en het kwade in zich draagt en dat zij deel uitmaken van het Zijn en de Schepping, dan werkt het manicheïsme met absolute, immanente categorieën - Het Goede en Het Kwade – die ook nog eens voorafgaan aan de Schepping: Goed versus Kwaad, zoals Licht versus Duisternis en uiteraard God versus de Duivel. God staat voor de geest, de Duivel voor de materie en dus ook het lichamelijke, het vleselijke.

Het gevolg merken we tot op vandaag in de Amerikaanse populaire cultuur, want in elk feuilleton, in elke western, horrorfilm of detective gaat het om de strijd tussen Good Guys & Bad Guys, het gevecht van Onbevlekte Helden tegen de Evil Forces: Batman, Spiderman, John Wayne, Dirty Harry… Beïnvloed door bepaalde strekkingen in het Amerikaanse christendom, is zelfs de Amerikaanse buitenlandse politiek doodrongen van het concept Evil, bijvoorbeeld in het begrip “rogue nation”.

Eenmaal het christendom niet langer werd vervolgd, fungeerde dit eeuwige en steeds terugkerende Kwade als perfecte Ersatz om de strijd aan te binden tegen alle dissidenties binnen het christendom en, uiteraard, tegen alle niet-christelijke overtuigingen. De christenen namen met gemak “the monopoly of spiritual truth” over.

Dat de christelijke God wordt gelijkgesteld met het geestelijke is geen toeval: de verrijzenis van Jezus is namelijk een overwinning van de geest. Het lichaam stelt dan enkel nog het vergankelijke voor dat moet worden overwonnen, bestreden en verbannen.

Voortplanting

Al het vorige in aanmerking genomen, was er dus niet veel nodig om de materie en meer bepaald het lichamelijke te bestempelen als de bron van alle kwaad. Van het lichamelijke naar het vleselijke en van het vleselijke naar het geslachtelijke vormt een logische stap: de materie die leven heet, het biologische leven dus, plant zich immers voort. Reproductie is een kenmerk van materie, niet van de geest, en die reproductie gebeurt nu eenmaal via geslachtsverkeer. De religieuze hygiëne verloopt via het geestelijke, met misprijzen voor het vleselijke. De eerste christenen waren felle bestrijders van de “sexual irregularities” [p.48] die ze aantroffen bij de Europese volkeren die ze kwamen bekeren.

Wanneer het lichaam zelf een bron is van het Kwade, verwondert de praktijk van castratie en openbare massacastratie niet. Het Kwaad is immanent en dus immer aanwezig, ook in het lichaam van de gelovige. De uitdrijving illustreert deze zienswijze.  

Christus, de Loser

Natuurlijk moet dergelijk standpunt tot paradoxen leiden. Geen voortplanting betekent geen nieuwe christenen. Men moet onvermijdelijk éérst op Aarde vertoeven vooraleer het rijk Gods binnen te treden. Men ontkomt niet aan voortplanting door seks, maar men kan de seksuele activiteit wel beperken tot voortplanting, een leer die pas sneuvelde dankzij de seksuele revolutie. Men kan ook de voortplanting overlaten aan de massa onder toezicht van een elite die aan het celibaat is gebonden en daardoor van zuiverheid getuigt.

De tweede paradox slaat op het statuut van de vrouw. Als drager van het leven, als lichaam dat nieuw leven baart, als lichaam dat ook nog eens bloedt, werd de vrouw snel afgeschilderd als onrein. Zij is echter ook de moeder van Christus, de zoon van God die ooit zal wederkeren om ons lot te beslechten en de ware gelovigen te redden – vandaar de Mariacultus. De oplossing, zoals we weten, werd gevonden in het begrip “immaculata”, de onbevlekte ontvangenis. Na de kosmos, werd ook het ontstaan van nieuw leven op zijn kop gezet.

Paradoxen genoeg. Het vlot leesbare essay van Edith Simon, ongeveer honderd pagina’s in pocketformaat, eindigt met een schets van de teloorgang van de Heilige én van Christus.

De vereerder - de Heilige - wordt zelf het onderwerp van verering. Hij, soms zij,  komt los te staan van het gewone, aardse bestaan en de oorsprong van het christelijke geloof. Heiligen verworden tot bijgeloof

De overwinnaar Christus wordt een loser die mistroostig kijkt, kreunt en lijdt. Hij roept medelijden op. En schuldgevoelens: hij stierf voor ons, een krachtig voorbeeld van vals altruïsme. De aarde wordt een tranendal. De zoveelste paradox van een geloof met twee bijzondere uitgangspunten: 1) de liefde omwille van de liefde (altruïsme) en 2) de toegankelijkheid voor allen, ongeacht afkomst, huidskleur, sociale status, geslacht, cultuur of geloof. En derhalve behept met missioneringsdrang, uiteraard enkel omwille van het Goede. Zoals de Rechten van de Mens, een handvest dat exact dezelfde axioma’s hanteert. Die laatste parallel neem ik geheel en al voor mijn rekening.

© Eddy Bonte Eerst publicatie op deze site 29AUG22

Referentie: Edith Simon: The Saints, Penguin Books (Pelican), 1972; first published by Weldenfeld & Nicolson, 1968.