Vrijzinnigheid biedt kansen aan Islamitische medeburgers

Om de haverklap wordt de Vlaamse burger opgeroepen om kennis te nemen van de islamcultuur en zich via die kennis zo mogelijk empathisch tot tolerant op te stellen. Vreemd is wel dat aan islamitische burgers nooit gevraagd wordt zich eens in te leven in een niet-gelovige cultuur van Vlaanderen. De vrijzinnigheid bijvoorbeeld. Dit is geen compensatievoorstel, integendeel. De vrijzinnige uitgangspunten bieden heel wat kansen voor onze islamitische medeburgers.

Die uitgangspunten garanderen namelijk een beleid dat de burgers nooit kan indelen volgens dogmatische, onderdrukkende of discriminerende criteria zoals etnie of religie. Islamitische medeburgers kunnen dus niet worden gediscrimineerd op basis van hun geloof als dusdanig.  Maar, zij zullen in hun geloof ook geen alibi mogen zoeken om zich cultureel af te zonderen, een voorrangsbehandeling af te dwingen of het maatschappelijk leven te sturen. De scheiding tussen kerk en staat betekent namelijk niét dat een levensovertuiging enkel achter gesloten deuren mag worden beleefd of uitgedragen. Dat zouden met name de vrijzinnigen zelf niet graag horen. De scheiding tussen kerk en staat  betekent echter wel dat een geloof of een levensovertuiging het maatschappelijk debat niet kan bepalen, juist omdat geloof is gebaseerd op dogma’s in plaats van het openbare debat, op de goddelijke openbaring in plaats van kennis en op theocratie in plaats democratie (o.a. de democratische rechtsstaat.


GELIJKE BEHANDELEN = GEEN PARTICULARISME

De voortgang van de democratie heeft als bijzonder kenmerk dat particulariteiten van allerlei aard worden losgekoppeld van de samenleving, of beter: dat zo min mogelijk particulariteiten de samenleving sturen. Het enkelvoudig stemrecht (één man, één stem) symboliseert dat een democratische gemeenschap niet kan worden bestuurd door rijken met uitsluiting van minder begoeden. Insgelijks kan een samenleving niet worden bestuurd door rijke en arme mannen met uitsluiting van vrouwen (één burger, één stem), door mannelijke en vrouwelijke hetero’s met uitzondering van holebi’s, enzomeer.  Hetzelfde geldt voor de proletarische arbeidersstaat (geen intellectuelen),  de apartheid in Zuid-Afrika (geen niet-blanken), de segregatie in de VS (geen zwarten) en de religieuze staten (geen niet- of andersgelovigen).

De voortgang van de democratie betekent dat zo veel mogelijk burgers zo gelijk mogelijk worden behandeld, bijvoorbeeld via sociale wetgeving of de leerplicht. Kansarm is kansarm, punt uit. In zekere zin kan men de voortgang van de democratie afmeten aan het aantal particulariteiten dat uit de openbare ruimte verdwijnt. Maar: men moet die voortgang tegelijk kunnen verbinden aan het toegenomen aantal persoonlijke vrijheden! Beide gaan hand in hand: dat onze islamitische medeburgers geen geloofszaken kunnen afdwingen in openbare ruimtes, wil niet zeggen dat men hen de toegang tot een discotheek mag weigeren.

We speken duidelijk over wijzigingen en evolutie, dus ook van een debat. Geen enkel uitgangspunt kan alle mogelijke concrete problemen automatisch oplossen. Dat is trouwens niet wenselijk wanneer men aan een samen-leving bouwt.  Maar de enige andere optie is het getto, d.w.z. een juxtapositie van monoculturen.


BURGERSCHAP

De vrijzinnige optie sluit op een dubbele wijze getto’s uit. Enerzijds, mag de overheid geen getto’s vormen. Er wordt een beroep gedaan op elke burger (via zijn geweten) en de gemeenschappelijke wil van al de burgers (via verkiezingen en wetten) om samen een democratie en een rechtsstaat uit te bouwen en te respecteren. Om het met de Franse oud-minister Jean-Pierre Chevènement te zeggen: de lekenstaat is gebaseerd op “la raison commune à tous les hommes”. Anderzijds, kan men mutatis mutandis niet toestaan dat  burgers zelf getto’s vormen. Elkeen die deze principes naleeft, kan toegang krijgen tot het burgerschap.

Die burger is geen voorwerp van een neutrale staat. Hij is actief in een actieve staat, meer bepaald een republiek. Die actieve overheid met toezien op het werkzame evenwicht tussen de vermindering van het aantal particulariteiten en de toename van de persoonlijke vrijheid. De overheid moet er vooral op toezien dat de burger bovenal een burger is en in die zin ontdaan van alle specifieke kenmerken. Met name nationaliteit, etnische afkomst, religie of cultureel-taalkundige omschrijvingen die een beroep doen op de geschiedenis, hebben de neiging onze uitgangspunten te ondergraven om via discriminatie een dictatuur in te stellen die per definitie monocultureel is. In die zin moet de politiek ook politiek zijn en niet de kruiwagen van een geloof, een kaste, een ras of een natie. Het uitgangspunt van de gelijke burger in een republiek gaat in tegen de “historiciteit”, een houding die levenswijzen en -opvattingen van een bepaald moment en een bepaalde plaats tot algemeen geldig uitroept. Het is een uitgangspunt dat tevens ingaat tegen elk “privilegium” en dus tegen elke discriminatie.

Uiteraard beweegt de vrijzinnige beweging zich niet richtingloos in het luchtledige. Zij stelt een samenleving voor die de burgers als dusdanig ernstig neemt en dus geen behoefte heeft aan zijn particulariteiten. Aldus kan men ook van de burger verlangen dat hij zich uit vrije wil inzet voor een gemeenschappelijk project dat samenleving heet.

© Eddy BONTE (red. 19022008) EERSTE PUBLICATIE OP DEZE SITE