MOGEN FILIP DEWINTER en JEAN-MARIE DE DECKER ZICH VRIJZINNIG NOEMEN?

Reflecties over bijdrage van Tim Trachet ("Wie mag vrijzinnig zijn?") in OSB-briefing van september 2009

© Eddy Bonte (red. 123dec2009). Eerste publicatie in “OSB Briefing”, het bulletin van de Oud-studentenbond van de Vrije Universiteit Brussel, december 2009,  http://brain.osb.be

Jean-Marie Dedecker en Filip Dewinter noemden zich al een paar keer vrijzinnig? Tot grote woede van Sonja Eggerickx, voorzitster van de Unie van Vrijzinnige Verenigingen. De correcte vraag luidt echter niet “wie mag vrijzinnig zijn”, maar wel: “wat is vrijzinnigheid?”. Het antwoord op die vraag geeft namelijk aan welke ideeën, waarden en principes de kern van de vrijzinnigheid uitmaken en bijgevolg wie als vrijzinnige mag worden beschouwd of zichzelf als dusdanig kan beschouwen.


BELETSEL: VLAAMSE CONTEXT

Om de hamvraag “Wat is vrijzinnigheid?” ongehinderd te beantwoorden, moeten we eerst over twee beletsels van de Vlaamse context heen stappen.

Vooreerst is de essentie van de Vlaamse vrijzinnigheid nog altijd sterk bepaald door de jaren vijftig tot zeventig, toen vrijzinnigheid en “links”  elkaar sterk overlapten en in hoge mate verwisselbaar waren. De term “CVP-staat” toont aan dat ook ter rechterzijde een overlap bestond, in casu van rechts en katholiek. Daardoor worden antikatholiek en antirechts vaak als vrijzinnig beschouwd, een reductie die het debat meer verduistert dan verheldert. Hoe dan ook, het verklaart waarom velen onder ons al gechoqueerd zijn omdat een Jean-Marie en Filip Dewinter de term vrijzinnigheid in de mond “durven” nemen.

Ten tweede, staat “vrijzinnigheid”in Vlaanderen voor een aparte levensbeschouwelijke-filosofische zuil naast alle andere zuilen, lees: monotheïstische godsdiensten. Daardoor kan de vrijzinnigheid nooit voluit gaan.

Een goed bedgrip van wat volgt, impliceert dat we de Vlaamse context over laten voor wat ze is.  


DRIE PRINCIPES

Vrijzinnigheid steunt op drie principes: 1) de totale vrijheid van geweten 2) de gelijkheid in deespace public 3) de gezamenlijke beleving van het universele.

1) Vrijzinnigheid begint bij de totale vrijheid van geweten. Vrijzinnigen willen dat iedereen mag denken wat hij wil en vrij uiting kan geven aan zijn levensbeschouwing. Aan deze opvatting kan geen enkele beperking worden opgelegd zonder het begrip “vrijzinnigheid” te diskwalificeren. Hieruit volgen de vrije meningsuiting, de vrijheid van vergaderen en het vrij onderzoek. De vrijheid van godsdienst moet als een subcategorie van de gewetensvrijheid worden beschouwd.

2) “Die Gedanken sind frei” volstaat echter niet. Stel dat levensbeschouwing A door een meerderheid wordt voorgestaan en die meerderheid zichzelf hoger inschat dan de minderheden die B en C aanhangen. Dan is de vrijheid van geweten enkel theorie. De vrijheid om te denken en te kiezen – de vrijheid van geweten dus – moet in de praktijk voor iedereen gelijk zijn. Dit betekent twee zaken: a) het is een individueel recht en b) de levensbeschouwelijke overtuigingen zijn gelijkwaardig. Onder deze voorwaarden kan iedereen zich vrij en gelijk uiten in een vrije ruimte waar elke levensbeschouwing gelijk is: de “espace public”. Derhalve kan geen enkele levensbeschouwing – ook niet de vrijzinnige – die espace public innemen, bezetten of sturen.

3) Ook dat volstaat nog niet, want wat doe je met een levensbeschouwelijk heterogene samenleving? Het is niet de bedoeling dat de burgers van een heterogene gemeenschap naast elkaar leven. De vrijzinnige oefening wordt inderdaad zinloos als we stranden op  lappendeken van getto’s. De vrijzinnige optie gaat dan ook na wat mensen en levensbeschouwingen  bindt, teneinde hiermee een samenleving te kunnen opbouwen. We mikken dus op een actieve samenleving met duidelijke keuzes, geen good governance van cultuurrelativisme. We proberen het gemeenschappelijke te vertalen in het universele dat het pluralisme, het samen-leven, mogelijk maakt.

Tot daar de drie fundamenten principes, waaruit twee aanvullende principes volgen.


TWEE AANVULLENDE PRINCIPES

4) Als elkeen zijn overtuiging in vrijheid en gelijkheid mag beleven, komen we vanzelf terecht bij een begrip dat zowel door ons als door onze tegenstanders vaak verkeerd wordt begrepen: de scheiding tussen privé en openbaar,waarvan de scheiding tussen kerk en staat één uitvloeisel is. Geen enkele levensbeschouwing mag de samenleving sturen, aangezien het gelijkheidsprincipe hierdoor verdwijnt. Derhalve beperken we de beleving van onze levensbeschouwing tot de privésfeer. Deze scheiding a) betekent niet dat men de levensbeschouwing verbant tot de huiskamer; b) belet niet dat men in het openbaar getuigenis aflegt van overtuiging; c) ontkent de sociale rol van levensbeschouwingen  niet. De scheiding belet enkel dat één overtuiging de bovenhand haalt en de maatschappij stuurt. Vrijzinnigheid betekent: geen staatsgodsdienst, geen theocratie, geen officiële levensbeschouwing.

5) Om al het vorige mogelijk te maken, moeten we er ook op toezien dat iedereen ertoe in staat is. Daarom maken we er een recht van, wel te verstaan een individueel recht. Om dat recht te kunnen uitoefenen, moet de burger er ook moreel-intellectueel toe in staat zijn: onderwijs, vorming, alsook de bevordering van autonoom en emancipatorisch denken, vormen dan ook hoekstenen van zo’n samenleving. Een sociaal beleid zorgt voor gelijke kansen vanaf de startlijn.

Deze vijf principes vormen één, ondeelbaar geheel. Noem het een grondwet. Elke claim op vrijzinnigheid, kan hieraan worden getoetst.  Deze basisprincipes laten toe enkele antwoorden te geven op de vraag wie vrijzinnig kan zijn? (zie Tim Trachet in het vorige nummer).


TIEN OEFENINGEN

1 Een vrijzinnige is niet gekant tegen godsdienst of spiritualiteit, wel tegen de dominantievan één geloof.  Dat is antiklerikalisme. Vrijzinnig en atheïst zijn geen synoniemen. De vrijheid van geweten is combineerbaar met geloof, mits dat geloof tot de “privésfeer” wordt beperkt en geen aanleiding geeft tot dogma’s (die vrij denken beletten). Overigens geldt deze opmerking voor elke overtuiging, dus ook voor atheïsme, deïsme, sciëntisme, animisme en noem maar op

2 Vrijzinnigen hoeven geen propaganda te voeren pro abortus, de pil, crematie of euthanasie, zij dienen zich wel uit te spreken tegen het verbod ervan  omdat niet kan worden aanvaard dat een bepaalde levensbeschouwing, in casu de katholiek, haar waarden en principes zou opleggen aan iedereen, inclusief de niet-katholieken. Deze strijd is defensief, maar noodzakelijk. Het is een middel, geen doel.

3 Vrijzinnig is niet noodzakelijk het omgekeerde van katholiek of rechts, hoewel dit in de jaren vijftig en zestig praktisch niet anders kon. De strijd voor crematie is in wezen de afwijzing en  omkering van een katholieke, absolutistische praktijk, maar kan niet worden geargumenteerd vanuit de vrijzinnige principes an sich. Deze houding verklaart ook waarom veel vrijzinnigen zich niet tegen de islam of kutmarokkaantjes uitspreken.

4 De vrijzinnige kan geen monarchist zijn: een vorst die boven het volk staat is niet combineerbaar met de état laique die uit soevereine en autonome burgers moet bestaan.  Wel kan men om pragmatische redenen, zoals Herman DeCroo doet, de koning beschouwen als een constitutionele arbiter.

5 Een vrijzinnige kan geen racist zijn, omdat een racist sui generis zichzelf superieur en anderen inferieur acht: niet iedereen krijgt gelijke en gegarandeerde toegang krijgt tot de espace public en het individueel recht wordt aangetast. Het is mogelijk dat een Dewinter zich antiklerikaal opstelt en zelfs een boontje heeft voor de état laique, maar hij is geen vrijzinnige als hij niet alle mensen als gelijkwaardig beschouwt binnen de espace public.

6 Een vrijzinnige zal opkomen voor de zelfverwezenlijking, emancipatie en autonomie van het individu, dus voor  zoveel mogelijk onderwijs en vorming, opdat elkeen de principes van de vrijzinnigheid zou kunnen realiseren. Jean-Marie Dedecker kan zich wel bekennen tot de état laique als een soort regulerend orgaan, maar hij kan pas vrijzinnig worden genoemd als hij even hard pleit voor een sociaal-educatief luik.

7 Een vrijzinnige is een humanist, in de zin dat het humanisme de mens en de waarde van de mens centraal stelt en niet het bovennatuurlijke dat de mens onderwerpt bijgevolg zijn vrijheid afneemt. “Vrijzinnig humanisme” is  een verwarrende term. Het is een variant van het humanisme, niet van de vrijzinnigheid. Met die term kan men zich onderscheiden van o.a. het “christelijk humanisme” (dat een variant is op het christendom en niet op het humanisme).

8 Een vrijzinnige is adogmatisch, aangezien dogma’s beletten dat men vrij kan kiezen, vrij kan oordelen en dus vrij kan denken en handelen. Een levensbeschouwing kan echter niet zonder uitgangspunten en deze moeten worden beschouwd als een grondwet, niet als de stenen tafelen: mensenwerk, geen goddelijk gebod. 

9 Uiteraard is een vrijzinnige voorstander van het vrij onderzoek: men kan niet vrij denken als men niet vrij mag kiezen na vrij te hebben onderzocht.

10 Het lidmaatschap van een vrijzinnige vereniging is uiteraard geen criterium van aanhorigheid, enkel een formele bevestiging ervan. Een instelling zoals de UVV heeft geen pauselijke prerogatieven, maar zij kan wel toezien op de naleving van wat ik de grondwet van de vrijzinnigheid zou durven noemen: de basisprincipes zonder dewelke van vrijzinnigheid geen sprake is. Elke levensovertuiging kent echter overstromingsgebieden en een no man’s land, want een heterogene samenleving is per definitie dynamisch. Het debat en de ideeënuitwisseling in de espace public zijn bedoeld om nieuwigheden en evoluties af te tasten, met het onderhandelde universele als streefdoel 


TERUG NAAR VLAANDEREN

De vijf genoemde uitgangspunten toepassen, zou een aantal typisch Vlaamse vraagstukken verhelderen en ons toelaten boven de twee Vlaamse beletsels uit te stijgen (zie inleiding).  De vrijzinnigheid zou duidelijker vanuit haar eigen “grondwet” gefundeerd zijn i.p.v. als een reactie op rechts en katholiek. Zo kunnen we ons meteen ontdoen van onze frustratie van minderheid. We zouden minder reageren als zuil – overigens een zuil die tegelijk naast én tegen de andere zuilen staat opgesteld, een compromitterende en onhoudbare positie.

© Eddy Bonte (red. 12dec2009)

Eerste publicatie (licht aangepaste versie)  in “OSB Briefing”, het bulletin van de Oud-studentenbond van de Vrije Universiteit Brussel, december 2009,  http://brain.osb.be