Vrijzinnig in Catalonië: Joan-Fransesc Pont

Een gesprek met Joan-Francesc Pont, voorzitter van de Stichting Ferrer

 

KLIK HIER VOOR PDF IN "De Geus"

In Catalonië, met voorsprong de meest Europese regio van het Iberisch schiereiland, leunt de vrijzinnigheid aan bij het Frans-Belgische model van “laïcitat”. Die laïcitat wordt vertegenwoordigd door één specifieke organisatie, de “Fundació Ferrer i Guàrdia”, een ondubbelzinnige link met een symbool van wereldformaat, de Catalaanse vrijdenker, anarchist, vrijmetselaar en bovenal de pedagoog Francesc Ferrer, bij ons gekend met zijn verspaanste voornaam ‘Francisco’, op 13 oktober 1909 gefusilleerd door het toenmalige autocratische Spaanse regime.   

Ondanks de Frans-Belgische inspiratiebron, liggen de hoofdopdrachten van de Catalaanse vrijzinnigheid grotendeels op andere terreinen, zoals burgerparticipatie, democratische besluitvorming, jeugdwerking en Europees burgerschap. De Fundació Ferrer ziet zichzelf als een think tank, een referentiepunt op het vlak van onderwijs en burgerlijke vrijheden. Die oriëntatie vloeit voort uit de aard van de Spaanse samenleving zelf, die pas sinds 1978 over een democratische grondwet beschikt. Tekst en uitleg kregen we bij een ontbijtgesprek met Joan-Francesc Pont, voorzitter van de Fundació Ferrer.

Joan-Francesc Pont: “Laten we kort de geschiedenis schetsen. Volgens onze eerste grondwet, anno 1812, is Spanje officieel rooms-katholiek. Dan spreek ik nog niet over de voorgaande periode, die er een was van absolute katholieke monarchie. De staatsgodsdienst wordt afgeschaft wanneer op 14 april 1931 de Republiek wordt uitgeroepen en dat gebeurt op de enige wijze die toen mogelijk was: op revolutionaire wijze. Talloze kerken, kloosters en andere religieuze gebouwen moesten eraan geloven. Die buitengewoon heftige antiklerikale reactie volgt op tweehonderd jaar absolute kerkelijke macht. Over Franco hoef ik wellicht niet uit te weiden. Het principe ‘vrijzinnigheid’ krijgt pas een wettelijke betekenis met de Grondwet van 1978”.

De Geus: Spanje is toch geen “état laique”?

Joan-Francesc Pont: “Nee, maar artikel 16 van de Grondwet bevat enkele interessante bepalingen. Er is geen sprake meer van een staatsgodsdienst, wel van een scheiding tussen kerk en staat, als een soort compromis. Artikel 16 zegt namelijk dat de autonome regio’s, zoals Catalonië, akkoorden mogen afsluiten met godsdiensten – lees: de katholieke kerk – maar ook dat daarbij rekening moet worden gehouden met de overtuiging van alle Spanjaarden. Ten tweede: de grondwet aanvaardt hiermee de gelijkheid tussen alle overtuigingen. En ten derde: de grondwet aanvaardt ook de persoonlijke ontwikkeling. Ik interpreteer artikel 16 niet als een vast beeld, maar als een film, een bewegend beeld, doorheen de evolutie van een samenleving. Het aantal praktiserende katholieken in Spanje bedraagt zo’n vijftien procent en in Catalonië gaat amper tien procent naar de zondagsmis. Die drie argumenten doen mij dus concluderen dat we in de feiten in een ‘état laique’ leven. Het beste voorbeeld van de evolutie is wellicht de officiële eredienst die op 16 juli 2020 werd gehouden voor de COVID-slachtoffers: georganiseerd door de staat, in het bijzijn van de Koning en de regering, ontdaan van elke religieuze verwijzing en bij afwezigheid van de clerus, zou je het zelfs een humanistische dienst kunnen noemen. Alle slachtoffers van een catastrofe werden op dezelfde manier geëerd. Tot voor kort, was dit onmogelijk. De verandering is deze: het debat, er wordt gediscussieerd over het monopolie van de rooms-katholieke kerk en de afkalving ervan”.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Joan-Fransesc Pont, huldiging Ferrr, Barclelona, oktobzr 2022
foto © Eddy Bonte

De Geus: De katholieke kerk had ook een sterke invloed op het onderwijs. Is daar ook verandering merkbaar?

Joan-Francesc Pont: “Wel ja, ook daar is het debat aan de gang. Meer zelfs: na veertig jaar, is godsdienst op school een optie in plaats van een verplichting. Enkel de katholieke fundamentalisten zijn tegen. Katholieke scholen vind je natuurlijk overal, de situatie vertoont veel facetten. Vier godsdiensten zijn nu erkend - rooms-katholiek, protestants, joods en islamitisch - maar je kan niet altijd alle cursussen volgen wegens een gebrek aan leraren. Sommige scholen bieden de cursus pas aan op vraag van de ouders. Ook hier verdwijnt in elk geval het rooms-katholieke monopolie. In Spanje kan je kiezen tussen godsdienst en ‘andere’ activiteiten, een vak ethiek werd door Justitie niet aanvaard. In Catalonië is het ‘godsdienst of niets’, hoewel dat met name in een katholieke instelling niet altijd de meest comfortabele keuze is. ‘Godsdienst of niets’ is in elk geval de vigerende toestand in Catalonië voor alle scholen die geheel of gedeeltelijk met openbare middelen worden gefinancierd – en daar horen ook katholieke en privéscholen bij. De andere instellingen doen wat ze willen. Dàt is de evolutie. De filosoof Salvador Paniker spreekt van ‘godsdienst à la carte’, ik zou het een ‘light’ of liberale versie van godsdienst noemen. Een en ander leidde tot een open-minded samenleving. Bijvoorbeeld: niemand in Catalonië zou voorbehoedsmiddelen nog een zonde durven noemen. Het verband met godsdienst bestaat niet meer, de mensen beschouwen contraceptie als een methode om hun leven te organiseren. Je vindt uiteraard nog conservatieve gezinnen in het binnenland van Catalonië, maar die vormen een minderheid”.

De Geus: Barcelona, de hoofdstad van Catalonië, is een wereldstad geworden. Catalonië is ook sterk toeristisch, ik denk aan de Costa Brava. De Europese gedachte is heel sterk aanwezig, ook in de bewegingen voor autonomie en onafhankelijkheid.  

Joan-Francesc Pont: “De grondwet van 1978 heeft een proces op gang  gebracht. De Catalanen ontwikkelden wat ik een ‘sociaal geweten’ zou noemen: ze begonnen andere boeken te lezen, keken naar andere films, ze scheidden uit de echt [wet van 1981 – red.]. Het toerisme was inderdaad een belangrijke factor in de mentaliteitswijziging, maar nog belangrijker was de mogelijkheid om te reizen en de rest van Europa te ontdekken en nadien om in het buitenland te studeren en te werken, kortom de kans om ‘normale’ Europeanen te worden. In 1964 wilde Franco dat Spanje lid zou worden van de EEG, maar daar was het land niet klaar voor, noch economisch, noch qua attitude. Na 1978, ontdekten we nieuwe markten, niet enkel in economische zin, maar evenzeer filosofisch, ideologisch, cultureel, gastronomisch én attitudinaal. We ontdekten een open, Europese attitude en we beseften dat Europa onze toekomst was”.

De Geus: U situeert het begrip ‘laicitat’ in de grondwet van 1978 en dan nog onrechtstreeks. Was er daarvoor dan geen sprake van?

Joan-Francesc Pont: “Nee, het begrip ‘laicitait’ werd zelfs niet gebruikt ten tijde van de Transición [de periode tussen Franco’s dood in 1975 en de consolidering van de democratie met de regering van Felipe González in 1982 - red.]. De communisten, lang de grootst oppositiepartij, spraken evenmin van ‘laicitat’. Toen we in 1987 de Fundació Ferrer oprichtten, gaven we een manifest uit met een pleidooi voor ‘laïcitiat, tolerancia, progresso’. Dat was revolutionair. Een heleboel mensen vroegen ons waarover we het eigenlijk hadden, of we de kerken in brand zouden steken! Wij spraken niet over een bepaalde politieke partij, wij spraken over iets transversaal, een concept voor iedereen, een manier om samen te leven.  De Fundació Ferrer heeft haar pedagogische taak volbracht, we spelen hierin niet langer een centrale rol en dat is goed. Het betekent dat het begrippenkader is aanvaard in de Spaanse samenleving. Elk jaar herdenken wij de dood van Ferrer met een bloemenhulde. In het begin, was Esquerra Republicana de enige partij die een afvaardiging stuurde, later ook de socialisten. In 2021, was de Barcelonese burgemeesteres Ada Colau van de partij. Voor ons is dat ontzettend belangrijk. Kijk, toen we het plan opvatten om in Barcelona een kopie van het standbeeld van Ferrer op te richten [het origineel uit 1911 is van de hand van de Belg Auguste Puttemans en bevindt zich tegenover het rectoraat van de ULB - red.], kregen we steun van de toenmalige burgemeester van Barcelona, Pascal Maragall, maar dat was veeleer een persoonlijk engagement. Toen het voorstel ter sprake kwam in de gemeenteraad, kregen we de steun van exact twéé raadsleden, de pedagoge Marta Mata en de schrijfster Maria Aurelia Capmany. Maragall vond fondsen buiten het stedelijke budget en in 1990 konden we het standbeeld inhuldigen in het bijzijn van bijna alle politieke partijen. Het moment was perfect, want ik weet niet of zoiets nu zou lukken. De Partido Popular en Vox zouden natuurlijk tegenstemmen. Junts [de partij van Puigdemont -red.] is zeer katholiek en denkt alleen aan onafhankelijkheid, terwijl de CUP meer aan activisme dan aan politiek doet. We onderhouden goede relaties met Barcelona en Comú [de partij van Colau, een variant op Podemos – red.] en we kunnen rekenen op de steun van de socialisten en Esquerra”.

De Geus: Tijdens de bloemenhulde aan Ferrer, verdedigde je de vrijheid van geweten. Is dat dan geen gewonnen zaak?

Joan-Francesc Pont: “We moeten er goed op toezien dat de ene ‘pensée unique’ niet wordt vervangen door een andere. De vrijheid van geweten betekent ook kritisch nadenken en je eigen conclusies trekken. Het betekent de vrijheid om recht in de ogen van de andere te kijken om te ontdekken wat ons verenigt. Wat ons verenigt, heeft meer belang dan wat ons scheidt”.

De Geus: U haalde aan dat de ‘laïcitat’ een belangrijke rol speelde bij de vorming van een sociaal geweten. Welke feitelijke invloed heeft de Fundació Ferrer heden ten dage in Catalonië?

Joan-Francesc Pont: “Wij worden door lokale besturen vaak gevraagd als consultant bij het uitstippelen van beleid over godsdienst, jeugdwerking en zelfs burgerparticipatie. Die rol sluit aan bij de opdracht om te zoeken naar vormen van samen-leven, naar een gemeenschap voor iedereen. Daarnaast fungeren we ook als een tribune voor het onderwijsbeleid van de stad Barcelona. De schepen kwam zijn plan met ons bespreken en dat vinden wij een teken van erkenning. Je moet weten dat Barcelona de enige Spaanse stad is met onderwijsbevoegdheid. De helft van de openbare scholen valt onder de stad. Dat dateert uit het begin van de twintigste eeuw. Barcelona was toen veel kleiner, maar was snel geëvolueerd tot een belangrijke industriële pool met een sterke arbeidersklasse. Er ontbrak van alles, onder meer behoorlijk onderwijs voor de arbeiders en hun kinderen, niet zomaar armenscholen. De stad bouwde een administratie uit die voorzag in een eigen model van lagere scholen, natuurexcursies en zomerkampen. Ook de privésector droeg fondsen aan. Het was de tijd dat Francesc Ferrer i Guàrdia zijn concept van de ‘Escola Moderna’ uitwerkte middels een net van vrije, onafhankelijke scholen”.

De Catalaanse vrijzinnigheid focust dus sterk op de organisatie van een democratische samenleving en de verhouding onder burgers, wat wij als evident beschouwen maar door de van rechts toch onder druk komt te staan.  Hoe relevant de pedagoog en vrijdenker Ferrer daarbij is, bleek uit de bloemenhulde van 13 oktober jl.: zowel de Barcelonese burgemeesteres Ada Colau als Joan-Francesc Pont hamerden op het onderwijs als actor in de samenleving. Geen democratische samenleving zonder gemengd, openbaar, kritisch en laïque onderwijs.  

Joan-Francesc Pont: “Het hoofdthema van deze hulde was vrede. Vrede is meer dan het ontbreken van oorlog, het betekent ook opkomen voor een democratisch bestel, dus pro begrensde en contra absolute macht, zoals het samenvallen van kerk en staat. De hulde aan Ferrer biedt ook een gelegenheid om aandacht te besteden aan hen die daarvoor hebben gestreden en vaak onbekend zijn gebleven”.

© Eddy Bonte. Eerste publicatie in De Geus van januari 2023,  op deze site 19mei2023. 
All texts and pictures on this websitte are © Eddy Bonte, unless stated otherwise.