GELIJKE KANSEN = DE GROEP LOSLATEN...

Hoewel het beleid voortdurend groepen aanspreekt – met name de zg. kansengroepen -  zijn gelijke kansen een individuele zaak. Het individu dat deze kansen wil realiseren, zal dan ook afstand dienen te nemen van de groep waartoe hij oorspronkelijk behoorde in plaats van er zich mee te identificeren.  

Groepen en gemeenschappen (allochtonen, senioren, arbeidersgezinnen, etc. ) vormen wel een nuttig startcriterium om een gelijkekansenbeleid uit te stippelen aangezien de leden ervan over een set gelijke kenmerken beschikken, maar “groep” of “gemeenschap” zijn anderzijds niet bruikbaar om gelijke kansen waar te maken. Dat kan alleen het individu.

GROEP en INDIVIDU

Elke mens behoort tot twee “sferen” of cirkels: een buitenste en een binnenste,  resp. de groep en het individu.

De buitenste cirkel heeft betrekking op groepen en gemeenschappen. Typische kenmerken van die buitenste cirkel zijn huidskleur, etnie, geslacht, leeftijd, godsdienst en sociale klasse. Deze gemeenschappen bestaan uit een set ondeelbare groepskenmerken. Ons gelijkekansenbeleid nu vertrekt ten onrechte van die groepen die zeggenwat men is: een Roma, een visueel gehandicapte, een moslim…Omgekeerd, worden gelijke kansen dan uiteraard en evenzeer ten onrechte opgeëist in naam van een groep: “de” allochtonen, “de” senioren, “de vrouw”.  

De binnenste cirkel daarentegen zegt niet wat men is, maar wie. En dat is altijd een individu. De realisatie van kansengelijkheid dient op het individu te zijn gebaseerd, want wie zijn gelijke kansen wil waarmaken zet zich precies af tegen de groep. Men wenst niet langer het nadeel te ondervinden of het slachtoffer te zijn van die groepskenmerken, van uiterlijkheden (soms letterlijk: huidskleur, ras, kledij). Men wil integendeel gerespecteerd worden om wie men is en dat is eenvoudigweg een mens onder en zoals alle mensen. Een unieke persoon die als dusdanig wenst te worden behandeld. Dat is ook de wezenlijke betekenis van de mensenrechten: volk, land, levensbeschouwing, geslacht etc., zijn ondergeschikt aan de individuele mens en het is als individuele mens dat ik mij op die rechten kan beroepen.  

Concreet: men zegt dan niet “ik ben een allochtoon”, maar: ik ben Mehmet, ik wil als dusdanig worden behandeld en het is als dusdanig dat ik voor mijn gelijke kansen opkom. Of: ik mag dan wel in een rolstoel zitten, dat is geen reden om mij te discrimineren.

AFSTAND en AFSCHEID

Gelijke kansen realiseren gaat niet vanzelf. Het individu dat zichzelf wil waarmaken, moet immers in staat zijn zich in hoge mate los te weken van zijn buitenste cirkel, zeg maar van de groep van oorsprong. Dat fenomeen is bekend. De eerste democratiseringsgolf van de jaren zestig, promoveerde kinderen van arbeiders en lagere bedienden tot lerares, ingenieur, verpleger of secretaresse. Met alle respect voor hun roots – vrienden, ouders, buren – ontwikkelden zij daardoor andere gewoonten,  gingen in andere buurten wonen, hingen deels andere waarden aan. Insgelijks, zal een vrouw die zich wenst te bewegen in de businesswereld de groep “vrouw” deels moeten opgeven om zich in die typisch “mannelijke” wereld waar te maken. Of zij later kenmerken van haar oorspronkelijke groep (in casu: vrouw) ingang kan doen vinden en of dat wenselijk is, leidt ons tot een andere discussie.

Allochtonen die gelijke kansen willen implementeren voor zichzelf, zullen willens nillens afstand moeten nemen van hun gemeenschap. Het onderwijs en vooral de instelling ‘school’ illustreert die scheiding. Het is niet voor niets dat nogal wat allochtone ouders het onderwijs wantrouwen: zij beseffen maar al te goed dat de emancipatie van hun kinderen gepaard gaat met afstand. Wie dat conservatief bekijkt of zichzelf niet emancipatorisch opstelt, ziet enkel waardeverlies en verbiedt de andere, vooral de meisjes als behoeders van de traditie, die persoonlijke ontwikkeling waar te maken. Bij wijze van verdedigingsmechanisme, vergroot men de kenmerken van de groep uit en verabsoluteert men ze. Dan moet de school een replica zijn van de eigen buitenste sfeer en eist men, bijvoorbeeld, halalvoeding, gebedsruimten en aparte zwembaden. De opdracht van de school zelf wordt dan als bedreigend ervaren. “Eigen” scholen zijn dan ook fotokopieën van de eigen leefgemeenschap, de buitenste sfeer.

Gelijkekansenbeleid dat zich op de groep van oorsprong afstemt, kan nooit slagen en draait de mensen die aanspraak maken op gelijke kansen alzo een rad voor de ogen. Het enige wat men bereikt, is een bevestiging of zelfs van een versteviging van de buitenste cirkel, van de oorspronkelijke gemeenschap.   

INDIVIUALISME is een HUMANISME  

Men mag deze aanpak niet verwarren met egoïsme, meritocratie en en nog het minst van al met het zg. “originele” individu..

Het individualisme is eenvoudigweg een basis, een noodzakelijke voorwaarde van het humanisme. De ontwikkeling, zelfontplooiing en de emancipatie van elke persoon staan voorop. Per definitie heeft dit humanistische ideaal niets  metegoïsme van doen. Het heeft evenmin van doen met de meritocratie: onder het ogenschijnlijk redelijke motto ‘loon naar eigen verdienste’ staan individuen elkaar naar het leven in een onverbiddelijke rat race met het darwinisme als alibi. Het is een fundamenteel oneerlijke wedstrijd, waarbij sommigen beter zijn uitgerust dan anderen.

Tot slot, heeft ons humanistische individualisme geen uitstaans met zogenaamd “originele” of “authentieke” individu. Het goedkope postmodernistische “ik ben nu eenmaal wie ik ben en wil daarom worden gerespecteerd” klinkt tolerant, maar maakt samenleven precies onmogelijk. Cultuurrelativisten belemmeren een multiculturele samenleving. Als iedereen zijn onwrikbare identiteit naast alle andere zet, leven alle culturen contactloos naast elkaar. Deze moderne variant van het obscurantistische “wordt wie gij zijt” (of: “wees Vlaming die God Vlaming schiep”), wijst in wezen elke evolutie of ontplooiing af. Het is een antidemocratische en in wezen zelfs discriminerende houding: iedereen zal altijd zijn zoals hij altijd geweest is. Dit denken vanuit een onveranderde want niet veranderbare “oorsprong” leidt tot de starheid die we kennen als  nationalisme (taal, cultuur), fascisme (ideologie) of fundamentalisme (godsdienst). Een waarlijk origineel persoon daarentegen, is iemand die is geëvolueerd tot die originele persoonlijkheid: “La singularité ne s’impose qu’après l’émancipation” (1)

CONCLUSIE

Wie zich dus beroept op zijn “identiteit” van moslim, homoseksueel, senior of Afrikaan en enkel hierom gelijkheid opeist, maakt gelijke kansen en ware gelijkheid onmogelijk. Gelijkheid van kansen betekent dus absoluut niet gesubsidieerd worden om te blijven wie men is, maar iedereen de kans geven om zichzelf te realiseren. Vanuit die houding is respect voor de andere makkelijk, evident en werkelijk gelijkwaardig. Daartoe is wel openheid, bereidheid en contact met de andere nodig. En afstand van de eigen oorsprong. Via het onderwijs, bijvoorbeeld.

© Eddy Bonte 2008 Eerste publicatie op deze website    

NOTEN

(1) François de Singly: “L’individualisme est un humanisme”, (p. 60), Ed. de l’Aube, 1997, www.aube.lu