Norman Beaker: Interview (NL)

Norman  Beaker mag dan bij ons een nobele onbekende zijn,  in de blueswereld over het Kanaal klinkt zijn naam als een klok. Zo’n veertig jaar lang al: als gitarist, zanger, componist en leider van zijn hoogsteigen Norman Beaker Band. Met zijn eigen groep leverde hij vier albums af met overwegend eigen composities, fungeert hij al een jaar of twaalf als vaste begeleider van Chris Farlowe, speelde hij  ruwweg op een dertigtal platen van bluesconfraters als Phil Guy en Ruby Turner, toerde hij met talloze visiterende Amerikanen en trad in Engeland op met alle grote namen, bijvoorbeeld Jack Bruce, Paul Jones of Alexis Korner. Dit voorjaar toert hij met zijn Norman Beaker Band door continentaal Europa. Beaker is bovendien een heerlijk humoristische entertainer die in zijn teksten en op scène continu met woorden goochelt.  

Als guitarist, ben je beïnvloed door Hank B. Marvin (TheShadows), Bert Weedon en Lonnie Donegan.  Dat zijn niet bepaald bluesgitaristen. Hoe kwam je dan bij de blues terecht?

Norman Beaker: Je opmerking is terecht. Maar toen ik een kind was – ik ben geboren in 1950, dus ik spreek van het begin van de jaren zestig – waren Hank Marvin en Bert Weedon de enige gitaristen die je te horen kreeg. Toen was het heel erg moeilijk om gitaar te leren spelen. Nu speelt iedereen wel een beetje gitaar en kan je elkaar dingen vragen. Mijn broer, die drie jaar ouder is, hield heel erg van blues en bezat platen van Leadbelly, Howlin’ Wolf en zo. Ik schonk daar niet veel aandacht aan, want toen was ik meer bezig met de popmuziek van de dag, Elvis bijvoorbeeld. Ik had het wel voor Lonnie, want  ik heb altijd van skiffle gehouden. Op een of andere manier bleef de blues wel onderhuids aanwezig. Toen “Five Live Yardbirds” met Eric Clapton uitkwam, vond ik het geluid van Erics gitaar en de harmonica fantastisch. Op die leeftijd word je door veel zaken beïnvloed en ik hield wel van het imago van de blues. Het was cool. Ik was ook met popmuziek bezig en daar moest je kiezen tussen de Beatles en de Stones. Je kon niet van beide tegelijk houden, zoals je niet gelijk kan supporteren voor Manchester United en Manchester City! Het werd dus de Stones en bijgevolg maakte ik kennis met Muddy Waters, Howlin’ Wolf, Chuck Berry en Jimmy Reed. De invloed van mijn broer was dus wel groot. Hij was toen de drummer van onze groep. We leerden een heleboel door naar zijn platen te luisteren. En na de Stones, was het de beurt aan The Pretty Things and The Yardbirds.  

Op een bepaald moment, ging ik naar London. Ik speelde in een groep en we versierden links en rechts wat optredens. Ik ontmoette er mensen zoals Graham Bond en via hem leerde ik Jack Bruce kennen. Toen kon je in een paar weken tijd met alle grote namen kennismaken. We verbleven ook allemaal in dezelfde buurt natuurlijk. Ik ben zo’n jaar of negen, tien jonger dan Jack Bruce, Paul Jones en al die kerels, en zodoende was ik altijd de benjamin op de zijlijn. Maar vanop de zijlijn keek ik toe, ik nam van alles in me op en ontmoette al die bekende artiesten. In het begin van de jaren zeventig, speelde ik redelijk vaak met Alexis Korner.

Je was aangetrokken door zijn eclectische muziekkeuze?

Norman Beaker: Ja en ik hield van de gospel en ook van zijn country-inbreng. Hij was een fantastische kerel en ook de peter van mijn zoon Alexis.  Hij kwam bij ons over de vloer en op de doopplechtigheid van mijn zoon kwam hij toe met een joint in zijn hand. Het was zo’n heerlijke kerel. Hij was heel grappig en intelligent. Hij wist alles van blues af en had voor iedereen een helpende hand over.

Wanneer begon je met je eigen  groep?

Norman Beaker: Ho, maar ik had al een groepje toen ik nog op school zat. Op mijn zestiende, zeventiende speelde ik al met grote namen zoals Tony Ashton. Dat komt omdat zij al een tijdje bezig waren toen ik ermee begon. Het was tegelijk vreemd en fantastisch om op zo’n leeftijd te kunnen spelen met de mensen naar wie ik opkeek en wier platen ik kocht!  Ik dacht: dit is het enige wat ik echt wil doen. En ik deed het al op vrij jonge leeftijd dus. Voor ik naar London ging, vormde ik in Manchester de groep “Morning After”. Het was een plaatselijke groep natuurlijk, maar we hadden wel succes. Daarna richtte ik “No Mystery” op, met de bedoeling wat afstand te nemen van het stereotype van de blues. “No Mystery” is de titel van een album van Chick Corea. Ik wilde iets anders doen; een mens wil vooruit en eens iets nieuws proberen.  Een paar weken later deden we The Old Grey Whistle Test (een muziekprogramma op de BBC – red.) met Louisiana Red en dus waren we weer een bluesgroep! We toerden zelfs als begeleidingsgroep van allerlei visiterende Amerikaanse bluesmannen. Toen gaf ik het op (lacht). Ik zei tegen mezelf: “Ik zit in een bluesgroep en ik zal het daarbij laten!”. Weet je, ik heb in restaurants gespeeld en ik heb jazz gebracht, en telkens opnieuw zeiden de mensen: “Oh, maar u houdt van blues”. Blijkbaar klonk het er telkens opnieuw door!

Blues en de Tweede Wereldoorlog

En zo evolueerde je naar The Norman Beaker Band zoals we die nu kennen.

Norman Beaker: Ik doekte No Mystery op toen we een platencontract aangeboden kregen door JSP Records. Die maatschappij verlangde meer blues van ons en we gingen dus weer  blueswaarts! Ik heb het me nooit beklaagd, het was blijkbaar de juiste beslissing. Voor het album dat “Modern Days, Lonely Nights” zou worden, had ik al wat eigen composities klaar liggen. Ik wilde meer over hedendaagse problemen van bij ons hier schrijven. In de gekende bluesstijlen, maar met andere, eigentijdse teksten. De zwarte artiesten van de Delta zongen over hùn omgeving en dat wilde ik ook doen: over mijn omgeving zingen dus. Weet je, ik ben geboren in Longside en dat was dus een harde buurt van Manchester. Is het niet opvallend dat de meeste bluesartiesten die ik ken, ook hier in het Verenigd Koninkrijk, uit arme en harde buurten komen? Niet allemaal, maar bijna! In Londen had je er en paar die uit de middenklasse kwamen, maar niet waar ik vandaan kom: het Noord-Westen van Engeland was niet bepaald een fantastische regio. Ik hield van liedjes schrijven, ik heb altijd gecomponeerd en ik zag dus niet in waarom ik over de Delta en het harde labeur op de katoenvelden zou zingen, want ik heb nooit op een katoenveld gewerkt. In de Delta zongen ze over de jobs die ze moesten doen voor de blanke overheersers. We mogen dat nooit vergeten, maar ik vond niet dat ik zoiets moest doen. Te meer daar het me opviel dat er zo weinig nieuwe blues songs werden geschreven over de grote, belangrijke gebeurtenissen bij ons. Ken jij blues songs over de Tweede Wereldoorlog? Ik wilde dus songs schrijven die mensen van hier en nu zouden kunnen verstaan. Nu schrijf ik vaak gevoelsnummer van het man-ontmoet-vrouw genre, maar niet zoals we dat kennen van de vroege pop en de films uit de jaren vijftig. Nu is alles meer gewoon bespreekbaar. Zo schreef ik lang geleden een nummer dat heet “Isn’t the Truth Bad Enough?”: dat gaat over journalisten die de dingen die al erg genoeg zijn nog eens aandikken. Er is een soldaat gesneuveld? Hop, dan zetten ze die arme weduwe en de drie weeskinderen nog eens extra in de verf. Terwijl de waarheid voor die mensen toch al erg genoeg is? Mijn nummer was nog niet af, of er gebeurde een ramp in een voetbalstadion waarbij mensen vertrappeld werden op de grond lagen te creperen. Is dat niet erg genoeg? En laatst nog, de verdwijning van dat Engelse meisje in Portugal. Dat nummer is nog nooit zo actueel geweest. 

Toen je in 1986 “ “Bought Into the Act” uitgaf, stonden er vooral covers op. Op de volgende, “Modern Days, Lonely Nights”, pak je uit met allemaal eigen nummers. Heb je daar een verklaring voor?

Norman Beaker: Dat komt omdat “Bought Into the Act” een beetje toevallig ontstaan is. We deden een studioalbum met Lowell Fulsom en we namen de warm-up set op. Toen we er achteraf naar luisterden, vonden we het echt goed klinken. Maar ja, het was Fulsom’s plaat en niet de onze. Dus brachten we de opnames uit op cassette, dat was legaal. We hebben er duizenden van verkocht. Overal kregen we goeie commentaren en Paul Jones speelde uittreksel op zijn radioshow op BBC2.

Zelfde stijl, nieuwe teksten

Wanneer begon je als componist?

Norman Beaker: Wel, zoals ik al zei, wilde ik het bluesidioom behouden maar mijn eigen teksten schrijven over dingen die ik ken. Je kan met meer overgave zingen als het over een eigen ervaring gaat of een ervaring van iemand die dicht bij je staat. Ik schreef al een hele tijd allerlei liedjes in diverse genres – jazz, rock and roll, want ik had een ‘publishing deal’. Omdat zowat niemand toen originele bluesnummers schreef, wil ik dat wel eens proberen met mijn eigen ervaringen als inspiratie. Een paar nummers die ik toen pende, kan je zelfs ‘standards’ noemen. “Breaking Down” werd door talloze artiesten gecoverd. Dat nummer komt van “Modern Days, Lonely Nights”, het album op JSP. Wij waren zowat de enige blanken op heel het label (met o.a. Buddy Guy, Phil Guy, Ruby Turner – red.) en de baas hield erg veel van ons album dat we zelf ook wel innoverend vonden. De plaat verkocht goed en we gingen op tournee, speelden op de radioshow van Paul Jones, deden sessies met andere artiesten.

Wie heeft jou beïnvloed als componist, want je schrijft niet meteen de gekende 12 bar-nummertjes?

Norman Beaker: Niemand als dusdanig, maar ik heb heel veel geleerd toen we optraden tijdens B.B. King’s “Midnight Believer” tournee. Hij deed toen opnames met The Crusaders. Toen ik naar de opnames zonder B.B. luisterde, klonken ze als jazz. Met B.B. klonken ze als blues. Anders gezegd: het nummer blijft hetzelfde, maar wordt gespeeld met een bluesgevoel. Het gevoel en het instrumentarium maken het verschil: de blues is dus niet wat er is, maar hoe je het brengt. Er is nog een tweede reden waarom ik niet veel 12 bar-nummers schrijf: omdat een hele avond met 12 bar blues gewoon monotoon wordt, hoe virtuoos je ook speelt. Trouwens, neem eens een band zoals Chicken Shack. Ze speelden heel veel 12 bar, maar hun enige hits, namelijk “I’d Rather Go Blind” en “Tears In the Wind”, zijn dat dus niét! Het publiek moet ook eens op wat anders getrakteerd worden nu en dan. Jimmy Reed klonk anders in vergelijking met Robert Johnson en zo gaat het verder. Het gaat niet om beter of vooruitgang, het gaat wel om evolueren, wijzigen.

Toen ik Byther Smith vertelde dat ik zeer verwonderd was te horen dat hij ooit begonnen was als C&W artiest – naast me stond namelijk een grote, zware, zwarte kerel die al jaren chicagoblues speelde – antwoordde hij zeer laconiek: “It’s all the same notes, man!”. Dat is een beetje wat jij beweert: het nummer blijft hetzelfde. 

Norman Beaker: Wel, voor een album van Ruby Turner op JSP namen we “You Can’t Do That” van The Beatles op. En ik verzeker je: het is een stormachtig bluesnummer met harmonica en al.  

Ray Charles en funk

De tournee die je nu onderneemt in Europa, is bedoeld om je recentste album te promoten: “Who’s He Calling Me Him?”. Op die plaat hoor ik alvast funk en Ray Charles tegelijk…

Norman Beaker: Ho, maar ik ben gek op Ray Charles. En Stevie Wonder. Als er dan toch iemand is die me als componist heeft beïnvloed, dan wel Stevie. En zet er Al Jarreau maar naast. Als je, zoals ik, gitaar speelt, dan veronderstellen de mensen dat je beïnvloed bent door één of andere King. Nu is dat niet helemaal onwaar, want Freddie was mijn “king”, maar inzake compositie is dat zeker niet het geval. Uiteraard, probeer ik evenmin opzettelijk anti-blues te doen!

Willen we eens een aantal nummers van je laatste cd , “Who’s He Calling Me Him?, overlopen?

Norman Beaker: Met veel plezier.

 “A Little Hollywood” is een nummer met een blues feel, maar in wezen is het een bluesrock nummertje met een onderwerp dat je in het genre niet vaak tegenkomt. En het publiek danst er graag op. Je zou kunnen zeggen: de muziek speelt zich op het ene niveau af, de tekst op een andere. Zo heb ik er maar één geschreven eigenlijk. 

“Girls of the World” is evenmin blues in de allerstriktste zin van het woord. Het nummer is twintig jaar oud en moest klinken als de Stones. Maar toen we het opnamen, zei iedereen dat het klonk als “Money for Nothing” van Dire Straits!  Ik dacht: hola, dat moet ik toch even natrekken! En wat bleek: mijn nummer was er eerst, dus stuurde ik Mark Knopfler een kopie van de opname (lacht). Knopfler antwoordde: “Sorry, ik dacht dat ik het eerst geschreven had!”. Enfin, het is een humoristisch nummer over mensen, vrouwen, die over heel de wereld uiteindelijk dezelfde blijken te zijn.  

“Option On You Baby”: dat is een echte 12 bar shuffle. Dat is nu een voorbeeld van wat ik bedoelde: behoud het idioom en schrijf een leuke, hedendaagse tekst. Ik hou van een beetje humor in mijn teksten, bijvoorbeeld zoals hier: “I love you every morning, I love you every day, ‘till the undertaker takes us away” (lacht hard).

“When the Fat Lady Sings” is een favoriet van me. We noemen dit een ‘minor blues’ en dat is echt een emotionele sleutel om in te spleen. Als je zo’n ‘minor blues” hoort, moet je wel emotioneel geraakt worden, zelfs al ze slecht wordt uitgevoerd. Dat zijn de beste nummers om live te brengen.

“When Life Kicks You Around”. Je zei dat je Ray Charles herkende? Ik zeg altijd: “you have no soul if you don’t like Ray Charles!”. Dit klinkt inderdaad zoals Charles, de akkoorden gaan van C naar E. Er zit ook een beetje Cole Porter in. Je vindt die structuur wel vaker in oudere muziek en in soul. We wilden dit nummer eerst trager doen, maar het zou te veel hebben geklonken als nog een variant op “Georgia On My Mind”. Het zou nog emotioneler, nog depressiever hebben geklonken, dus we verkozen uiteindelijk een hoger tempo. 

“You Can Talk” is een echt bluesnummer. Als we deze ‘minor blues’ maar de hele avond konden spelen! Dit nummer gaat over mensen die andere mensen links laten liggen, maar wel commentaar hebben. Zo van: kijk eens hoe ze er uit zien! En ik zeg: als je hun leven zou leiden, dan pas zou je recht hebben van spreken. Ik neemt het eigenlijk op voor de verstotenen, zeg maar.

 “Like I’m Not Your Man” is van Johnny Guitar Watson. Funk natuurlijk en verschillend van de rest van de plaat. Ik heb er geen speciale verklaring voor: ik hoorde het nummer en ik was er direct weg van. Johnny Guitar was net overleden, dus ik dacht: ik neem het op als een eerbetoon aan de man. Ik hou heel erg van funk en in de blues komen er eigenlijk heel wat funkelementen voor hoor. Veel gitaristen uit mijn tijd begonnen als ritmegitarist, schakelden dan over op bas en daarna pas naar lead. Dan gebeurt nu niet meer, ze beginnen meteen met lead, maar ik vind dat je zo heel veel mist. Ik word heel vaak gevraagd voor studiowerk omdat ik de ritmegitaar beheers.

Humor en nog eens humor

“Love isn’t Everything” is een humoristisch nummer en tegelijk iets meer. De tekst zegt: liefde is niet alles, maar het is een begin; liefde is niet alles, maar wacht maar tot je er geen meer krijgt! Het is tegelijk humoristisch én depressief. Vergelijk het met een roman van Charles Dickens, zoals “Christmas Carol” of “Oliver Twist”: de humor komt bovendrijven doordat het eigenlijk depressief is. Je wordt er ook emotioneler van. Micky Moody speelt slide op dit nummer. Ik ben niet zo’n groot slidegitaarspeler, maar Micky wel.  

De show die je brengt, is gebaseerd op “Who’s He Calling Me Him?” ?

Norman Beaker: We promoten inderdaad dat album, maar we zullen uit alle albums putten en ook iets brengen van Jack Bruce. Ik ken Jack nu al zo lang. En sommige nummers die we deden op platen van Phil Guy and Ruby Turner. Het wordt een mix van retro, het nieuwe album en zelfs een paar hele nieuwe composities!  We werken nu aan een live-album en misschien is het uit als we België en Nederland aan doen. De titel is “A Tale of Blue Cities” (een woordspeling op de romantitel  “A Tale of Two Cities” van Charles Dickens  red. ).  

Humor is echt jouw ding. Tijdens dit gesprek, op scène, als we met jou en de groep aan tafel zitten of een pint drinken…

Norman Beaker: Als je ernstige muziek speelt – en blues is ernstige muziek – dan is humor echt belangrijk. Je moet even aan de muziek kunnen ontsnappen en het publiek ook. Als de mensen naar huis gaan, moeten ze kunnen zeggen: “we hebben ons geamuseerd, want de muziek was goed en we hebben nog eens gelachen ook”. Als ik honderd jaar gelegen geboren was, dan zou ik ongetwijfeld voor vaudeville en variété hebben gekozen. Als ik met de kinderen naar een toneeltje of een pantomime ga, dan heb ik altijd zin om daar zelf op het podium te staan. Ik heb thuis ook pakken opnames van Engelse komedianten, zelfs van ver voor mijn tijd.  Ik hou niet alleen van de grappen en de grollen, maar ook van de typetjes en de situaties. Ja, pantomime, dat lijkt me wel wat (lacht hartelijk)!

© Eddy Bonte. Eerste publicatie in Back to the Roots www.backtotheroots.be

Meer info en tourneegegevens:  

www.normanbeakerband.com

Discografie

Who’s He Calling Me Him?;  Delicious Records, CD DEL110.

The Older I Get, the Better I Was; Citadel CIT5CD.

Into the Blues; JSP Records, CD 230

Modern Days, Lonely Nights; JSP Records 1120 (LP)

Bought In the Act; Clardan, CLAR002 (cassette).

Taxman’s Wine c/w Doubt You Lord (45t, als “No Mystery”).