Alan Glen: Harmonica Ace

Harmonicavirtuoos Alan Glen maakt deel uit van The Yardbirds, The Barcodes en The Incredible Blues Puppies. Hij is terug te vinden op dvd's en cd's van talloze Britse bluesartiesten, bijv. Papa George. Alan Glen speelt ook gitaar, zingt en componeert. 

Meer info: www.thebarcodes.co.uk en www.note-music.co.uk

Texts are © Eddy Bonte. Geen overname zonder schriftelijke toestemming. Deze recensies verschenen eerder in Back to the Roots, www.backtotheroots.be. All photos are ©.

10. Alen Glen & John O'Leary All Stars: Back to the Flamingo

Bull's Head, Barnes, 24 Nov. 2014

Elke laatste maandag van de maand, kan de blues- en R&B-liefhebber voor een ongedwongen avond terecht in de Bull’s Head,  al meer dan vijftig jaar bekend in jazzmiddens.

“Back to the Flamingo”  luidt het muzikale motto van deze maandagavonden,  natuurlijk een verwijzing naar de legendarische muziek- en danstent The Flamingo, toen live-bands van hoge kwaliteit  er ten dans speelden…  Zoot Money, Georgie Fame, ze begonnen er allemaal, net zoals blues- en rock-georiënteerde artiesten The Marquee aandeden. Alan Glen en John O’Leary vormen de spil.  Alan Glen (gitaar, zang, harmonica)  kent u van Nine Below Zero en een reïncarnatie van The Yardbirds, John O’Leary (zang en harmonica) onder meer van Savoy Brown.  De bezetting van The All Stars kan wisselen, maar vanavond zijn dat de creatieve Peter Miles op drums, de klokvaste Glynn Evans op bas, de sprankelende Tim Penn  aan de toetsen en de improviserende Nick Newall op sax. Gitarist Alan Vincent is voor mij een nieuw lid. Misschien geen namen van de neonreclame, maar wel stuk voor stuk rasartiesten met  een lange staat van dienst die nog altijd plezier scheppen in de muziek. Nick Newall speelde bij Zoot Money, onder andere. Peter Miles drumde onder meer bij Jo-Ann Kelly, Rocket 88 en Jack Bruce.

GASTEN
Je kan elke maand opnieuw naar The Bull’s Head, omdat niet enkel de bezetting van The All Stars al eens wisselt, maar vooral omdat er telkens gasten optreden.

Ik schreef “ongedwongen” avond, want de All Stars houden het effectief bij  het geluid dat je vijftig jaar terug in The Flamingo kon horen, hoewel er discussie rijst of er ook niet eens een nieuw nummer bij moet. Enfin, op deze maandag start John O’Leary met “Young-Fashioned Ways”,  “Drifting Blues” en “Walking Blues”. Het is dan de beurt aan Ali Maas,  een zangeres die nu haar eigen groep leidt, en hier gast aan huis is (sic). Ali Maas gaat er altijd rockend tegen aan, haar hoofd en lange haren in alle richtingen schuddend. “Hound Dog” is geknipt voor haar stijl, je kan er Koko Taylor, Janis Joplin en Big Mama tegelijk in ontdekken. Maas is de voorbije twee jaar tot een goeie zangeres uitgegroeid. Papa George is niet voorzien, maar hij is herstellende van een hartaanval en een Bulgaarse (!) fan heeft een cadeautje mee.  Dus klimt Papa  het podium op voor een onverwacht, maar knap potje T-Bone. Hij is een groot slidegitarist met een eigen liedjescatalogus Dan mag nieuwkomer Andy Twyman zijn talent tonen.  Eigenlijk vormt hij een soort eenmansorkest en zijn gedreven, vaak akoestische blues is niet gespeend van enige humor. Een aankomend talent, maar hier moet hij zich plooien naar de formule. Klassiekers als “Shame, Shame, Shame” doen hem niet echt  eer aan, maar op “Little Red Rooster”  kan hij loos gaan en zichzelf neerzetten.  Hou hem in de gaten.

THE BIRDS
John O’Leary opent ook de tweede set, want vandaag houdt Alan Glen zich enkel met zijn welgemikt R&B-gitaarspel bezig. De volgende gast is alweer een oudgediende, Bob Hokum. Een denderende gitaar en veel show is ons deel,  met een présence die niet is gespeend van een enige zelfrelativering.  Maar goed, Ali Maas opnieuw van dienst en haar “ I Just Wanna Make Love To You” doet de rockvreugde alleen maar toenemen.  Dit is een zaaltje met een bar, dus iedereen heeft tegen dit uur alvast zijn twee ’pints’ op, zijnde een litertje bier. Dan kijk ik uit naar de laatste gast: Ali McKenzie, ja, die van The Birds, de Engelse BIrds met  o.a. Ron Wood en Kim Gardner!  Ik zag McKenzie al een paar keer als gast aan het werk en zijn stem is wonderwel intact. Schorrig gedoe met nuances, perfect voor R&B. McKenzie swingt ook nog als de beste en samen met de wilde Maas, hebben we recht op “Rock Me Baby” als afsluiter.

Het is wel even rijden van centraal Londen naar Barnes, maar doe het bij gelegenheid maar eens.  In deze wereld van pure commerce, is het aangenaam om weten dat getalenteerde en overtuigde artiesten het beste van zichzelf geven uit puur plezier. We mogen ook eens Peter Feenstra bedanken. U kent hem  als auteur van talloze sleeve notes en als samensteller  en cd-boxen (o.a.  van Family), maar Back to the Flamingo is zijn ideetje en zijn organisatie.

LINE-UP: The Alan Glen & John O’Leary All Stars, met de Glynn Evans (bas), Papa George (zang, gitaar),   Bob Hokum (zang, gitaar),  Ali Maas (zang), Ali McKenzie (zang), Peter Miles (drums),  Nick Newall (sax), Tim Penn (toetsen),  Andy Twyman (zang, gitaar), Alan Vincent  (gitaar).

© Eddy Bonte, 18 dec. 2014, First published on www.keysandchords.com

9. Alan Glen & Steve Morrison: Blues From South of the River

cd, eigen beheer

Zanger-gitarist Steve Morrison houdt van de oude gitaarmeesters, met een voorliefde voor slide.  Morrison houdt ook van een stevig ritme (John Lee Hooker indachtig) en zet er regelmatig vaart achter. Bij hem wordt “On the Road Again” van Canned Heat  een uptemponummer. Tegelijk beperkt Morrison zijn formule tot één of twee begeleiders, zodat het geluid onder controle blijft. Op deze cd heet de begeleider Alan Glen, één van Engelands beste harmonicaspelers, die al ruim twintig jaar zijn sporen verdient bij uiteenlopende gezelschappen als bluespunkers Nine Below Zero of softjazzers The Barcodes. Dit nieuwe duo harkt vooral klassiekers bij elkaar die met succes de oversteek naar Popland maakten, zoals “Let’s Work  Together” (Wilbert Harrison) of “Hi-Heel Sneakers” (Tommy Tucker). Nummers als “You Gotta Move” en “Hip Shake” behouden dan weer hun oorspronkelijke feel.  De evergreens (“Summertime”!) en gospelnummers komen minder goed uit de verf, omdat de toegevoegde waarde te laag uitvalt. We houden het liever bij het inventieve  gitaarspel (“Easy Rider”), de snelle slide en de stompende baslijn. Allemaal en-en, want Morrison is een virtuoos baasje.  Alan Glen is naar goede gewoonte in topvorm op zijn uitgebreide collectie mondharmonica’s. Hij neemt overgangen voor zijn rekening, ondersteunt de vocalen, kleurt het gitaarspel en zorgt voor een voller geluid. Pretentieloos en  knap.  

Meer info: www.stevemorrison.eu

© Eddy Bonte (red. maart 2013), verscheen eerst in Back to the Rots magzine nr. 85

8. Nine Below Zero: Live ! Europe 1992

CD, Floating World, FLOATM6109

Toen Punkers de plak zwaaiden, liepen er nog meer muzikanten rond die de pannen van het dak bliezen. Maar dat waren ouwe zakken of liefhebbers van Oude Genres, dus daar had men even geen oren naar (sic). Dat soort muziekvolk hield zich meestal op in Engelse pubs.  In een Engelse pubs moet alles er stevig aan toe gaan, geheel in lijn met de halve liters zware stuff die ze daar serveren aan zware jongens. Opgericht door gitarist Dennis Greaves op het eind van de jaren zeventig, maakt Nine Below Zero onverbrekelijk deel uit van de “a good night was had by all”-cultuur:  snel, luid, hard, franjeloos. Deze live-opname van twintig jaar terug, begint heel typisch met een versie van “Riding on the L’n’N” die op ontploffen staat. Neem een paar pints tot u om in de mood te geraken, want NBZ vult moeiteloos een hele avond en dus ook deze cd met deze energievolle rock en boogie. Meezingen kan, want het repertoire bestaat hoofdzakelijk uit covers van klassiekers als “I Wanna Be Loved”,  “Mama Talk to Your Daughter” of “Watch Yoursef”. Meestampen kan altijd, ook op eigen werk,  want echt ingewikkeld valt het boogieritme niet uit. Maar vergis u niet, deze vier Engelse heren zijn wel degelijk goeie muzikanten: Greaves laat zich bijstaan door Gerry MacAvoy en Brendan O’Neill , de oude ritmesectie van Rory Gallagher, en een jonge Alan Glen op harmonica.  Qua boogiepunkblues vindt u nauwelijks beter.

Meer info: www.fwrecords.co.uk

© Eddy Bonte (red. maart 2013), verscheen eerst in Back to the Rots magzine nr. 85

7. John O'Leary & Allan Glen All Stars   

“Back to the Flamingo”, 29 oktober 2012 , Bull’s Head, Barnes (London);
“Tribute to Chess”, 7 november 2012, Eel Pie Club, Twickenham (London).

Sinds een jaar of twee, verzorgen John O’Leary en Alan Glen thematische bluesshows volgens een simpele, maar boeiende formule: kies een bluesthema, stel een stevige kerngroep samen en inviteer een hoop vrienden op het podium. De twee frontmannen zijn niet de eerste de beste. John O’Leary is een zanger en mondharmonicaspeler die al lang zijn eigen groep leidt, maar referenties als Savoy Brown en John Dummer Band op zijn cv heeft staan. Gitarist, zanger en – eveneens - harmonicaspecialist Alan Glen is jonger, maar maakte twintig jaar geleden al furore bij Nine Below Zero. Hij speelde tot voor kort bij The Yardbirds en houdt er twéé groepen op na: The Incredible Blues Puppies en The Barcodes. Dit zijn de ringmeesters, dames en heren. (zie pagina John O'Leary)

6. The Barcodes:  Be Cool. The Very Best of The Barcodes

Note Records, CD NCD 2923

Over deze “Best Of” van dit Engelse trio valt per definitie niets anders te zeggen dan wat we over hun afzonderlijke werkstukken berichtten. Maar we herhalen graag dat Dino Coccia een prima drummer is, Alan Glen een uitstekend harmonicaspeler en een volleerd zanger, Bob Haddrell een virtuoos op het klavier. The Barcodes brengen hele beschaafde blues, vaak van eigen makelij (“Crazy Life”), maar met dezelfde cool herdopen ze Mose Allison, Willie Dixon of Sonny Boy. De eigen creativiteit wordt gekanaliseerd naar hübsche lounge jazz, de covers houden nog wel papa’s handje vast maar steken ook al eens alleen de straat over. Die brok eigenzinnigheid overtuigt ons makkelijker: “Checkin’ Up On My Baby” van Billy Boy Arnold, bijvoorbeeld, werd in een lichte reggae gemarineerd. Lekker. “Statesboro Blies” (Blind Willie McTell) vraagt om een pluchen fauteuil een long drink. Doe ze nog eens vol. The Barcodes herinneren er ons aan dat jazz en blues uit dezelfde kajuit komen. En om onze twijfels weg te nemen, heeft Alan Glen met “Be Cool” een blues gebakken volgens het ouderwetse Chicago-recept. 

Ook gepubliceerd in Back to the Roots. Meer info: www.thebarcodes.co.uk
Redactie 07NOV2011

5. Alan Glen: Retrospective II. Special 2008

cd, eigen beheer (2008)

Was Alan Glen een Belg, ik zou hem nomineren om onze Toots op te volgen. Want Glen is niet enkel componist, zanger en gitarist, maar blinkt vooral uit op de mondharmonica. Al die kwaliteiten komen aan bod bij The Yardbirds en zijn eigen projecten The Barcodes en The Incredible Blues Puppies, maar ook op talloze platen van vrienden en collega’s. Sinds 1986 betekent dat vele tientallen opnames, waarvan Glen nu een tweede bloemlezing heeft samengesteld En welk een heerlijke plaat is het geworden! Laten we ons maar op de harmonica concentreren. De retrospectieve opent met een exposé van hier tot ginder, geplukt uit een solowerkstuk van zijn maat en drummer Dino Coccia. Daarna volgt een radicale switch naar het dondergodgeroffel van Dr. Feelgood en dààrna naar het kabbelende “The Waterfront” uit zijn duoplaat met organist Roger Cotton (ook bekend van Peter Green). Zo gaat dat zeventien nummers lang, via jazzlounge van The Barcodes over het mysterieus-broeierige van Little Axe en een cover van Blind Lemon Jefferson tot de bluesbeat van The Yardbirds en de geluidsdiscriminatie van Nine Below Zero. Toch wordt de samenhang op geen enkel moment geschaad. Glen speelt met de groten (o.a.Clapton, hier niet present), maar ook met de onbekende (Tim Renwick) of inmiddels vergeten bluesartiesten (Shakey Vick). En telkens opnieuw hoor je welke steun en meerwaarde die harmonica geeft. Of beter: al die harmonica’s. Hoed af.

red. 23MRT09

4. The Incredible Blues Puppies: In the Doghouse

Note Records, NCD 1016 (2008) 

Foto's: Alan Glen at the Carlo Little cd launch, Eel Pie, 4 March 2009 (photos all rights reserved).  

Stevig, maar niet hard. Swingend, maar niet in overdrive. Elektrisch, maar niet onder hoogspanning. Traditioneel, maar toch vooral eigen werk. Geen kapsones, wel professioneel niveau. Met dit aanbod van 15 nummers, het gros eigen composities, bekoort deze tweede Puppies-cd nog iets sterker dan de vorige. Als vanouds is Alan Glen onmisbaar – als componist en gitarist, maar uiteraard als virtuoos harmonicaspeler. De rekrutering van leadgitarist John O’Reilly, een staccatospleler die ooit het fundament van The Blues Engineers, betekent een knappe aanwinst: zo goed, dat hij met succes T-Bone Walker opvoert. Met de onvolprezen Don Coccia op drums en Bob Haddrell op zang en klavier, shuffelen en draaien we in ’t rond van begin tot eind. Dit Britse vijftal, waarvan de kern ook terug te vinden is in meer lounge- en jazzygerichte Barcodes, is niet enkel verlekkerd op Chicago, maar smult voor de afwisseling ook van bescheiden porties western swing, country, lounge en folkblues met kazoo (wat herinneringen oproept aan de tijd toen iedereen “San Francisco Bay” coverde). Glen heeft een dozijn of wat vrienden in de studio gelokt, zodat we meegenieten van o.m. de onderschatte soulstem van Paul Cox, de cultgitaar van Gypie Mayo, de machtige sax van Art Themen en de vergeten harmonica van Shakey Vick. Wel ja, ik hou van die plaat zie.

red. 23MRT09

Alan Glen at the Carlo Little cd launch, Eel Pie, 4 March 2009 (photos all rights reserved).

3. Barcodes: Live! In Session for the BBC

Note Music, NCD 1013

Met toch wel beperkte middelen - twee stemmen, een drummer, wat percussie, een mondharmonica en een collectie klavieren - maken de Britten Bob Haddrell, Alan Glen en Dino Coccia al enkele jaren lang heerlijk ongecompliceerde en hoogst aangename blues. Na al die tijd, hebben ze ook een eigen geluid ontwikkeld waarmee ze uiteenlopende artiesten als Jimmy Smith, Johnny Guitar Watson of Blind Willie McTell overkoepelen. Dat geluid loont in hoge mate aan bij de lichtere vormen van jazz. Als er veel pianogetokkel en een sax bij komt kijken, waan ik me meteen in een nachtclub. Het kan geen toeval zijn dat deze set in een jazz club werd opgenomen! Soms zou ik willen dat The Barcodes eens bruter uit de hoek kwamen, dat Alan Glen zich eens zou uitfreaken op zijn harmonica of dat Haddrell zijn Wurlitzer zou slopen. Hoewel perfect dansbaar, blijft alles ook even beschaafd. Nu en dan moet ik aan de mix van een Georgie Fame denken. Onze nationale Toots zou zich hier perfect thuisvoelen. Covers zoals die van “Outskirts of Town”, met Alan Glen op stem en een heel gevoelige leadgitaar, doen het schip weer naar bluesboord overhellen. 

2. The Barcodes: With Friends Like These…

Note Records NCD 1012

The Barcodes is een Brits trio dat ons al enkele jaren onderhoudt met professionele, pretentieloze blues en waarvan o.m. zanger, gitarist, harmonicaspeler en componist Alan Glen (van de nieuwe Yardbirds) deel uitmaakt. Ze nemen een knappe start dankzij het springgehalte van “Paint My Mailbox Blue” (Taj Mahal) en de vingerknip van Mose Allison’s “I Don’t Worry About a Thing”. Dan gaat het in mijn ogen bergaf: met name de eigen composities neigen te veel naar tragere, zachte jazz die zich in niets onderscheidt. Ook toegepast op een compositie van Peter Green, levert die aanpak geen enkele meerwaarde op. Geef ons dan maar de blues: “Can’t Hold On Much Longer” (Walter Jacobs) is een hele opluchting met flink wat harmonica van Alan Glen. De twee zelfgeschreven, trage bluesnummers “Time, Talk ’n Trouble” (met de heerlijke stem van ‘friend’ Papa George) en “No Light In My Life”, behoren tot de uitschieters. Een beetje tot mijn verwondering, brengen de vele opgetrommelde vrienden niet echt iets bij. Ik durf een uitzondering maken voor Paul Cox, een compleet onderschatte zanger met een volle soulstem, en ook wel voor Papa George. De bijdrage van Gypie Mayo of Zoot Money zijn niet meteen duidelijk. Kortom, het leven gaat verder.

1. The Incredible Blues Puppies: Puppy Fat

Note Records, NCD 1010 2

Gitarist, componist en harmonicavirtuoos Alan Glen houdt er  een paar groepjes op na die stuk voor stuk in blues doen, altijd rootsy en toch nooit te fanatiek. Bij The Barcodes durven de toetsen al eens centraal staan, bij de Blues Puppies, zijn nieuwste project, is dat de gitaar. Twee gitaren eigenlijk. Eén: die van John O’Reilly van de The Big Town Playboys en van de fel onderschatte en overigens bij ons onbekende Blues Engineers, met een vloeiend en soms vettig geluid. Twee: die van Alan Glen, omkijkend naar Robert Lockwood en andere delta-originals. Dankzij de stevige ritmesectie (bassist Jim Mercer en drummer-liedjesschrijver Dino Coccia) en Glens subtiele harmonica, duiken we met de groepscompositie “Another Kind of Love” direct de elektrische traditie in, hoewel een subtiele boogie op de achtergrond meespeelt. Daarna volgen een springer van Taj Mahal, een luie T-Bone Walker, een eerbare Fred McDowell (“Highway 61”), ja zelfs een Kim Wilson die Glens mondharmonica uitdaagt.  Het titelnummer, eigen werk,  is een instrumentaaltje dat in 1964 niet zou misstaan hebben op een compilatie van de Nieuwe Britse Bluesgoden. Geen wonder dat Alan Glen ook lid is van de vernieuwde Yardbirds. Ook de overige drie eigen composities sluiten mooi aan. Kortom, een professionele, fris geproduceerde, stevige set die op geen enkel ogenblik over de top gaat, noch aan afkooksel doet denken.  

All texts and pictures on this page are © Eddy Bonte, unless stated otherwise.