(vervolg) De tandem van mei '68

1 DE OPPOSANT

Belangengroepen met een maatschappelijke visie, wijzen per definitie op de tekortkomingen van een samenleving en zijn daarom alleen al sterk bevorderlijk en noodzakelijk voor de democratie, zowel op het vlak van de gelijkheid als de vrijheid.

We hanteren hier een eerder klassieke definitie van ‘belangengroep’, gaande van de vakbond tot Greenpeace.
Een belangengroep hoort vooreerst een maatschappelijke visie uit te dragen die mikt op veranderingen die er met de officiële democratie alléén niet zouden komen. Belangengroepen willend dus méér democratie voor méér burgers.
Daarom vertegenwoordigen ze duidelijk gedefinieerde groepen en ageren ze als tegenspelers van (1) de officiële, gevestigde en erkende democratie, zoals het parlement of “de politiek” (2) van het establishment, zoals “de grootgrondbezitters” (3) maar evenzeer van andere belangengroepen (vakbonden zijn de tegenspeler van het patronaat, dat op zich eigenlijk ook een belangengroep is).

Eén burger, eén stem en elke stem weegt even zwaar: het algemeen enkelvoudig stemrecht is een schoolvoorbeeld van een ingrijpende maatschappelijke verandering die gedragen werd door een maatschappelijke visie, nl. de ontvoogding van de massa en de gelijkheid van elke burger. De belangengroepen in kwestie waren vakbonden, politieke partijen, coöperatieven en alles wat zich gegroepeerd ter linkerzijde bevond.

2 WENS EN NOODZAAK

Belangengroepen zijn echter niet alleen de opposanten van een gevestigd systeem met tekortkomingen, ze maken er ook onverbrekelijk deel van uit en ontlenen er tevens hun bestaansreden aan. Belangengroepen drukken wensen uit. Zonder de tegenpool ‘noodzaak’, blijft hun actie steriel.

Als het over de verworvenheden van de belangengroepen gaat, spreken de geschiedenisboeken terecht van strijd. Ook nu nog wordt elders in de wereld gestreden voor wat wij ‘verworven rechten’ noemen, het recht op vrije meningsuiting bijvoorbeeld of simpelweg verkiezingen. Zoals de rest van de geschiedenis, wordt ook deze maatschappelijke strijd als een zwart-witverhaal voorgesteld.

Blanken zijn goed in zwart-witdenken. Ze zijn namelijk opgevoed met een Goede God en een Baarlijke Duivel en daartussenin bestaat niets en is niets vruchtbaars mogelijk. Daarom vechten blanken graag stellingenoorlogen uit. Zij hier, wij daar: op de Groeningekouter in 1302, aan de Ijzer in 1914-18, in de jungle van Vietnam.
Blanken zijn ook goed in hypocrisie, reclame en marketing – in illusies dus, zoals cinema, fotografie, moderne kunst, de eeuwige economische groei, the American Dream.

Wanneer belangengroepen na veel actie en strijd door belangengroepen uiteindelijk een verandering in gang zetten, claimen ze de exclusieve rechten op de overwinning. De tegenpartij haast zich om het tegengestelde te beweren – of giet nog wat olie op het vuur als dat beter uitkomt. De stellingenoorlog – het voorbeeld par excellence van dichotomie – kan beginnen.

Maar zo eenvoudig werkt het niet. Laten we daarom toch maar eens nagaan wanneer en hoe, dus onder welke omstandigheden en voorwaarden, een maatschappelijke verandering zich voordoet.

2.1 DE KWALITATIEVE VERANDERING

Slechts wanneer ‘noodzaak’ en ‘wens’ elkaar ontmoeten, zijn de tijd en de geesten rijp voor een ingrijpende verandering. Die ‘ontmoeting’ wordt voorafgegaan door een lange periode van wederzijdse beïnvloeding en conflicten. Bovendien zit die ene sociale verandering vervat in een groter geheel, in een “wave”, wellicht zelfs in een complexe reeks “waves”.
Een reeks gebeurtenissen van vrij factuele aard , een kwantiteit dus, kantelt en veroorzaakt een kwalitatieve verandering.
Wanneer een wens tot verandering wordt geuit op een moment dat het element ‘noodzaak’ geenszins aanwezig is, zweeft deze wens in een vacuüm en leidt zij niet tot veranderingen. Wanneer enkel de factor ‘noodzaak’ aan bod komt en geen ‘wens’ op haar weg vindt, is het resultaat even steriel.

Voorbeeld 1: De veralgemening van het onderwijs

Als voorbeeld neem ik de invoering en de veralgemening van het onderwijs, die wettelijk werd geregeld via de leerplicht.
De wens luidde: iedereen deelachtig maken aan cultuur en onderwijs, dus kennis opdoen om domheid en uitbuiting te counteren.
De noodzaak: de nood aan minimaal geletterde arbeiders
De wave: de consolidering van de liberale, kapitalistische staat die definitief in de plaats trad van het Ancien Régime.

De invoering van de leerplicht gebeurde dus niet toevallig in een periode van zeer ingrijpende sociale, politieke en economische veranderingen in het algemeen en kan dus niet los worden gezien van andere sociale veranderingen, bijvoorbeeld inzake werkomstandigheden of stemrecht. Het geheel van deze veranderingen gaf vorm aan de negentiende-eeuwse liberale staat, dit is een staat waarin de macht, de cultuur, de kennis en de economie weliswaar nog steeds worden gecontroleerd door een elite, maar waarin een zekere herverkaveling en democratisering van al deze domeinen plaatsvindt.

Het onderwijs vertoont dan ook alle kenmerken van deze liberale staat. Net zoals één maatschappij voor telefonie en één spoorwegennet werden uitgebouwd, zo ook werd één soort onderwijssysteem voorzien, een vorm van onderwijs die weliswaar tegemoetkomt aan democratische verzuchtingen en strijd (de factor ‘wens’), maar evenzeer beantwoordt aan een noodzaak. (Gellert, 1991; Gaillard, 1998)

Het lijdt geen enkele twijfel dat het nieuwe systeem als progressief mag worden beschouwd in vergelijking met de maatschappelijke ordening die voorafging. Hetzelfde kan worden gezegd van de andere sociale veranderingen die toen plaatsgrepen, zoals de hervorming van het parlement, een eerlijker verloning van de arbeid, de erkenning van vakbonden of de verspreiding van cultuur (bijv. bibliotheken).

Voorbeeld 2: mei ’68

Een ingrijpende maatschappelijke verandering als mei ’68 is eveneens de resultante van wens en noodzaak. Mei ’68 is namelijk veel meer dan een studentenrevolte (Bonte, 1988)..

Mei ’68 wordt te vaak beschouwd als een ‘wave’ op zich, terwijl het de uitkomst vormt van een wereldomvattende reeks ‘waves’, stuk voor stuk revoltes tegen onderdrukking en de eendimensionale mens (Marcuse) en voor meer vrijheid, gelijkheid (bijv. mensenrechten) en democratie:

  • de ontvoogding van de zwarte Amerikanen (Black Panther, Martin Luther King)
  • de vrouwenemancipatie en de seksuele revolutie
  • de eerste ecologische bewegingen (Back to Earth)
  • opstand tegen politieke onderdrukking (Praagse Lente, Amnesty International)
  • jeugdcultuur (Provo, Kabouter, hippie)
  • de vredesbeweging (Make Love Not War, burgerdienst)
  • de ontvoogding van de Derde Wereld, met de oorlog in Vietnam als overkoepelend symbool.

De wens: hoewel Mei ’68 ei zo na kapseisde, speelde ook hier de tandem van wens en noodzaak zijn rol. De eis tot meer inspraak ontmoette uiteindelijk de noodzaak tot een bredere, pluralistische cultuur die vanzelf volgt uit een hoogtechnologische ‘learned society’.
De generatie van mei ’68 was noodzakelijk voor de verdere maatschappelijke ontwikkeling: de overheid had “more brains” nodig en moest die dus uit alle lagen van de bevolking halen. De democratisering van het onderwijs werd op de agenda gezet.
Ook al de andere waves veroverden een maatschappelijke stek en zijn niet meer uit ons systeem weg te branden, denk maar aan de positie van de vrouw, de rol van seksualiteit in onze samenleving, Greenpeace, Amnesty, etc.

2.2. DE TANDEM

De eindmeet wordt dus gehaald op een tandem, de tandem van wens en noodzaak.

Wij zien de tandem passeren. Maar vanop de tandem, ziet het perspectief er blijkbaar anders uit. De tandemrijders zijn vaak de laatsten om te erkennen dat ze effectief samen rijden.

Het gecontesteerde establishment beweert de vrijheid te verdedigen, wel te verstaan zijn eigen vrijheid en het abstracte begrip met hoofdletter.
Wie voor de afschaffing van de slavernij pleitte, bedreigde de vrijheid. Wie in het interbellum in de VSA syndicaal actief was of zich tot het communisme bekende, bedreigde de vrijheid.
In de communistische landen, geldt – of gold – hetzelfde scenario: wie opkwam voor mensenrechten, werd verweten de vrijheid te ondermijnen.
De alfabetisering, de emancipatie van de vrouw, het individueel stemrecht, het recht op vrije meningsuiting – telkens opnieuw is het de vrijheid die zogezegd wordt bedreigd, desgevallend zelfs heel onze Beschaving.

De belangengroepen komen meestal op voor meer gelijkheid, ook wanneer hen wordt verweten de vrijheid te bedreigen. Of juist daarom misschien.
Veralgemeend stemrecht, leerplicht, kindergeld, gelijk loon voor gelijk werk: stuk voor stuk gaat het om gelijke rechten.

De belangengroepen zijn echter tegelijk inherent aan het systeem. Dat zullen ze heel hard ontkennen, soms omdat het slecht is voor het imago, even vaak echter omdat ze die inherente rol geeneens hebben begrepen. Zij zijn de ridders van het Nobele Doel en elke overwinning is enkel aan hen te danken.
Ook die van het establishment hebben de inherente kenmerken van de belangengroepen vaak niet door. Ze stellen de belangengroepen graag voor op exact dezelfde manier als de belangengroepen zelf doen.
Beide partijen creëren dus elkaars vijandbeeld. Dat is goed voor het imago en je kan er de achterban tegelijk mee geruststellen én mobiliseren.

Alleen: zo werkt dat niet op een tandem.
Belangengroepen en democratie: een tandem van vrijheid en gelijkheid.

3 RECHTDOOR, MAAR IN WELKE RICHTING?

Mede omdat ze een onverbrekelijk onderdeel van het systeem zijn,
verworden veel belangengroepen tot een gevestigde macht en gedragen ze zich als dusdanig tegenover nieuwe of nog niet geïncorporeerde belangengroepen

We moeten echter goed onthouden dat de bestuurders op de tandem soms van plaats verwisselen. De burgerij was ooit een belangengroep, een drukkingsgroep die een van de meest ingrijpende sociale veranderingen uit de westerse geschiedenis doorvoerde: de afschaffing van de erfelijke en de goddelijke macht en de invoering van de Mens als factor van macht, ethica en bestuur.
Eenmaal in het zadel, wilde de burgerij alleen de rijrichting van de samenleving bepalen. Vergetende dat ze op een tandem zat.

De 19de-eeuwse bourgeois vond dat veralgemeend onderwijs niet kon en verdedigde dus haar privilegies en haar vrijheden – vergetende de dat ze die vrijheid en privilegies vroeger, toen ze nog een belangengroepwas, had veroverd op de gevestigde orde van de oude adel en de kerk.

Iets gelijkaardigs overkomt nu ook de vakbeweging, zowat het symbool bij uitstekvan de belangengroep. De vakbeweging meent nog altijd dat zij alleen recht heeft op die tweede plaats op de tandem en dat zij alle belangen van “die kant” vertegenwoordigt. Een tijd terug al, heeft François de Closets aangetoond dat vakbonden graag “surplacen”. Zij eisen “toujours plus” in puur materiële zin en komen uiteindelijk nergens. Het zijn niet bepaald de vakbonden die de vrouwenrechten of de ecologie in hun planning hebben opgenomen.

Voorlopig, houdt de tandem zijn klassieke koers aan: niet links, niet rechts, maar rechtdoor. Het heeft ons voorlopig een acceptabele mix van gelijkheid en vrijheid opgeleverd, de vrijwaring van de democratie en van onze persoonlijke eigenheid.

De tandem rijdt wel rechtdoor, maar welke is de bestemming? De rit zou wel eens brutaal kunnen eindigen.

4 DE EIGENBELANGGROEP

Hoewel de ons bekende en officiële democratie verre van volmaakt is, staat de opvolger al klaar: de meritocratie. Dat systeem bedreigt de gelijkheid door de broederlijkheid te dumpen.
Tegelijk evolueren we allen tot aandeelhouders van het systeem dat zichzelf heeft uitgeroepen als enig mogelijke en als historisch eindoverwinnaar: de vrijemarkteconomie. Dat systeem bedreigt onze vrijheid door de tandem overboord te gooien

In HUMO van 14 november 2000, ontdekte ik een nieuwe belangengroep: de MAG. Dat staat voor Motorcycle Action Group en zij verdedigt de belangen van de werknemers die met de moto naar het werk gaan, omdat de nieuwe wet op de fiscale aftrekbaarheid van het woon-werkverkeer ertoe leidt dat zij straks minder verplaatsingskosten mogen aanrekenen. De MAG kondigt aan alvast bezig te zijn met politiek lobbywerk.

De MAG voldoet ogenschijnlijk aan de criteria van een belangengroep: zij vertegenwoordigt een groepsbelang (werknemers die met de moto naar het werk gaan), zij is de tegenspeler van de officiële democratie (in casu de wetgever) en zij is derhalve uit op een verandering die er via die officiële democratie niet zou komen.

Rest dus de vraag welk aspect van de democratie hierdoor wordt bevorderd: eerder de vrijheid of eerder de democratie?
Het gaat hier natuurlijk om een zuivere eigenbelanggroep gaat.

Het fenomeen van de tandemrit zonder bestemming en de opkomst van de vele eigenbelanggroepen, kan worden verklaard door twee ontwikkelingen: de meritocratie en de het vrijemarktburgerschap.

4.1. DE VRIJEMARKTBURGER

In tegenstelling tot Yves Desmet, ben ik van mening dat de vrijemarkteconomie niet alleen automatisch tot de vrijemarktsamenleving leidt, maar ook tot de vrijemarktburger.
Waarom volgt de vrijemarktburger uit de vrijemarkteconomie? Omdat de vrijemarkteconomie alleen dan optimaal draait wanneer elk onderdeel van de samenleving, maar vooral elke burger van haar principes is doordrongen en ernaar denkt en handelt. Dat is de onwrikbare logica van het systeem. De populariteit van zowel de beursberichten als tv-programma’s zoals De Mol en Big Brother tonen aan dat de vrijemarktsamenleving goed vorm begint te krijgen en ons denken en handelen aan het bepalen

Toch laat niet iedereen zich zomaar overtuigen van de voordelen. Daarom wordt de burger twee beloftes gedaan: individuele winst en individuele verdienste.
Individuele winst: de burger wordt voorgehouden dat hij aan het systeem kan verdienen, omdat de winst continu en gegarandeerd is. Voor iedereen en altijd. Dit merkwaardige, wereldwijde spel kent immers geen verliezers. De grootte van de taart wordt belangrijker dan de verdeling ervan. Zo krijgen gelijkheid en solidariteit (broederlijkheid) een formidabele klap rond de oren.
Individuele verdienste : de tweede belofte luidt dat iedereen dezelfde kans krijgt (niet: ‘heeft’) om de eindmeet te halen. Daartoe wordt het individu warm gemaakt voor de meritocratische principes– en niet voor de democratische.
Meritocratie betekent “naar verdienste”. Meer bepaald: elk-een naar verdienste.
Het misleidende van meritocratie is zijn ogenschijnlijke neutraliteit. Er wordt namelijk gedaan alsof iedereen aan dezelfde startlijn verschijnt, dezelfde voorbereiding heeft gekregen en in staat is om dezelfde weg af te leggen naar hetzelfde doel. Een perfect sportieve wedstrijd dus, want het is en blijft een wedstrijd.
In plaats van democratie, in plaats van 1789, krijgen we een fair-play versie van ‘the survival of the fittest’. Meritocratisch bekeken, heeft een loser zijn positie enkel aan zichzelf te danken. Na twee wereldoorlogen hield niemand nog de come-back van het sociaal-darwinisme voor mogelijk. En toch: het leven is weer een strijd geworden. Overleven.
Meritocratie garandeert per definitie gelijkheid alom, althans gelijkheid van startkansen. De vrijheid is compleet negatief ingevuld is echter die van de jungle en is er dus géén.

4.2. OMMEKEER DER WAARDEN

Om de rat race acceptabel te maken, wordt een totale ommekeer der waarden doorgevoerd. Een eenvoudig voorbeeld: in Big Brother betekent ‘stemmen” iemand wégstemmen en is elke vorm van democratisch afwezig. Na de ‘stemming”, probeert de rest te overleven. Zonder doel. Het systeem kan inderdaad alleen maar draaien wanneer een beroep wordt gedaan op de perverse kantjes van de mens, karaktertrekken die gewoonlijk worden geweerd, onderdrukt of verboden.

Daarom wordt een totale ommekeer der waarden doorgevoerd.
Het systeem kan inderdaad alleen maar draaien wanneer een beroep wordt gedaan op de perverse kantjes van de mens, karaktertrekken die gewoonlijk worden geweerd, onderdrukt of verboden.

In een systeem waar iedereen op individuele winst en verdienste uit is, waagt iedereen zijn kans op zijn manier.

Komt daar nog bij, dat elke burger in deze complexe samenleving ook nog een verzameling deelburgers is of subburgers is. Ik ben fietser in ‘t weekend, voetganger als ik in de stad boodschappen doe, automobilist als ik naar mijn werk ga. In die drie functies, verdedig ik belangen. Ik ben bij Touring Wegenhulp, maar ook bij de fietsersbond. En ik kom op voor mijn kinderen die aan de schoolpoort veilig moeten kunnen oversteken.
Ik ben eigenaar van mijn huis, maar ik de schuldenaar-klant van mijn bank en vooral een fulltime consument. In elk van die functies kan ik belangen verdedigen.
Ik ben een abstractie en dus niets. Ik ben velen en dus niemand. Dat wordt moeilijk om een tandem te besturen.

5 WIE VORMT DE KICT-SAMENLEVING?

Nochtans is er werk aan de winkel: de KICT-samenleving (kennis-, informatie- en communicatietechnologieën). Het KICT is namelijk een gebied waar wens en noodzaak elkaar nog niet zijn tegengekomen, terwijl het element ‘noodzaak’ alomtegenwoordig is. Zoals het patronaat in de 19de eeuw de noodzaak inzag om de arbeiders enige opleiding bij te brengen (lezen, rekenen en schrijven) opdat ze de nieuwe productieprocessen zouden kunnen volgen, zo ook horen we vandaag vooral pleiten voor de noodzaak om naar de KICT-samenleving over te schakelen. De patronale strategie van de 19de eeuw trad echter in symbiose met de ‘wens’-factor van de arbeidersbeweging. Op de vooravond van de 21ste eeuw echter, blijkt dat veel burgers of hun organisaties absoluut niét de ‘wens’ uitdrukken om mee te stappen in de KICT-evolutie, wel integendeel. Zo wordt de voorbereiding op de KICT-samenleving aangevoeld als een dwang. De cultureel-maatschappelijke meerwaarde van de KICT-samenleving wordt door velen niet gepercipieerd of aanvaard. Er wordt trouwens opvallend veel gesproken over de onontkoombaarheid van de knowledge society, wat de perceptie van eenzijdige druk nog verhoogt. In die zin, worden nieuwe technologieën bovendien steevast gekoppeld aan adaptatie van het individu of het onderwijssysteem In een economisch-sociaal bestel als het onze, dat alle zekerheden op losse schroeven zet, waar de introductie van technologieën op korte termijn arbeidsplaatsen vernietigt en een wereldomvattende strategie uitstippelt waar liberaal-economische principes de boventoon voeren en mensen worden beschouwd als één soort ‘resource’, wordt KICT derhalve als een bedreiging ervaren.

CONCLUSIE

De combinatie van wetenschap, technologie en liberale economie, heeft geleid tot een wereld die enkel uit feitelijkheidheden lijkt te bestaan. Een feit is een feit of is geen feit. Een feit heeft niets met juist, onjuist, waar of onwaar te maken. Een feit kan je meten en technisch manipuleren, bijvoorbeeld door het te klasseren of met andere feiten te combineren. Wat meetbaar is, kan worden ingezet voor een feitelijk doel, verhoging van de efficiëntie van een productiemethode bijvoorbeeld. De meritocratie doet er nog een schep bovenop
De maakbaarheid van de samenleving, het vertrekpunt van elke belangentroep, wordt aldus vervangen door de meetbaarheid.
De neiging is groot om te leven volgens de feitelijkheid par excellence: de natuur. Dan geldt alleen nog de fataliteit en hoeven geen keuzes te worden gemaakt.

De hoofddoelstelling van onze samenleving bestaat uit een reeks feitelijkheden en meetbaarheden, kwantificeerbare doelen dus: winstvoeten, kwartaalcijfers, jaarverslagen, fusies, verhoogde kapitalen, beurskoersen.
Plus en maal.
Noot ‘min’.
Zeker niet ‘delen’!

De broederlijkheid (solidariteit) is zonder meer de grote verliezer in een samenleving die berust op de vrijheid van het individuele, ongebreidelde verlangen en de gelijkheid van startkansen.

Eddy BONTE

NOOT
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in:
Christian Van Kerckhove & Marleen Easton (red.) : “Hoezo democratie? De spanning tussen vrijheid en gelijkheid”, EPO, 2001, ISBN 9789064452253 .

BIBLIOGRAFIE

* BONTE, Eddy: “Onderwijs: een eiland of een schiereiland?”, in: Binnenmans, R. (samenst): “De verbeelding aan de macht? ‘68-‘88”, Standaard Uitgeverij, 1988
* BONTE, Eddy: “Dirty Harry en de Barmhartige Samaritaan”, in: De Morgen, 8 januari 2000
* BONTE, Eddy: “Burgers in een amoreel systeem”, in: De Morgen, 6 april 2000
* COTTA, Alain: “Le triomphe des corporations”, Grasset, 1983
* COMTE-SPONVILLE, André: “Vivre. Traité du désespoir et de la béatitude” – t. 2 (PUF, 1988)
* de CLOSETS, François: “Toujours plus!”, Grasset, 1982
* DESMET, Yves: State of the Union, in: De Morgen, 29 januari 2000,
* GAILLARD, Jean-Michel: ‘Université: le rendez-vous manqué de 1896’, in : Le Monde de l’Education, oktober 1998
Gaillard haalt drie redenen aan waarom de universiteit in de jaren 1890 in Frankrijk aan aandacht won (nieuwe universiteiten werden opgericht of bestaande compleet vernieuwd), waaronder deze twee: (a) “la volonté de doter le pays d’élites nouvelles, plus nombreuses et plus formées, pour répondre aux besoins de la modernisation économique et de la révolution scientifique”; (b) de nederlaag tegen Duitsland in 1870 en ‘la fascination qui en résulte, laquelle se distingue en particulier par la vigueur de son système éducatif et la puissance de ses universités”
* GEISMAR, Alain: “Ecole: mai 68 n’y est pour rien”, in : Le Monde des Débats, nr 18, oktober 2000 (antwoord op RIOUX)
* GELLERT, Claudius: ‘Nouvelles formes d’enseignement supérieur’, OCDE, Paris, 1991.
Op verscheidene plaatsen (pp. 16, 70, 79, 81) betoogt de auteur dat de sterke groei van het niet-universitair tertiair onderwijs in een hele reeks OESO-landen in hoofdzaak te danken is aan de praktische instelling ervan (“plus attrayants aussi bien pour les étudiants que pour les employeurs”, p. 16) en dat zowel de “compétences pratiques et professionnelles” die de werkgevers zoeken als “le changement structurel qu’entraîne dans l’économie la rapidité de l’évolution technologique” (ibid.), de positie van dit onderwijs nog zal versterken. Meer nog: de positie van dit type hoger onderwijs “tiendra de plus en plus à leur adaptabilité, et à leur capacité de préserver leur propre forme de qualité et de répondre aux changements de plus en plus rapides de la demande des étudiants et des besoins de l’économie” (p. 81) (wij cursiveren).
Gellert constateert in zijn OESO-rapport van 1991 (pp. 81-2) reeds dat de overheid op het niveau van het professioneel gericht hoger onderwijs kansen laat liggen die door de privé-sector worden ingevuld: “Les pouvoirs publiques laissent la poursuite de l’expansion aux forces du marché”” en de overheid “a laissé un vide dans l’offre d’enseignements post-secondaires ou post-scolaires”.
* RIOUX, Jean-Pierre: “Sur les ruines de mai 68”, in: Le Monde des Débats, nr 17, september 2000 (repliek door GEISMAR)
* VAN LERBERGE, Marcel: “De Mol zit in elk van ons”, zoals geïnterviewd in: Vacature, 11 maart 1999
* VERREET, Erik : “Verkoop jezelf als ‘kasbon’” (interview met Chris Meyer, directeur Ernst & Young Centre for Business Innovation, Cambridge), in: Vacature, 1 april 2000
* YOUNG, Michael: “The Rise of the Meritocracy 1870-2033”, Thames & Hudson, 1958.