De anti's: de '68-Beschimpfung

De anti's en de '68 Beschimpfung: 
nieuwe manieren om ’68 te wurgen 

 

We kennen het neoliberale gezwans als zou Mei ’68 de oorzaak zijn van alle decadentie en zelfs van het neoliberalisme. We kennen ook al de omgekeerde uitleg, met name het defaitistisch gedoe over de Totale Mislukking. Tijdens mijn lectuur over een halve eeuw ’68, vond ik nog drie manieren om ’68 de das om te doen. Eén: ’68 koppelen aan onzindelijke gebeurtenissen die er geen fluit mee te maken hebben. Twee: ’68 inkrimpen tot een symptoom van een wereld die al veranderd was. Drie: ’68 net verwijten dat het niet ver genoeg ging, dat de beweging zelf niet per direct een alternatieve samenleving opleverde. 

1 SLACHTPARTIJEN

Wie ’68 wil nekken, kan altijd een beroep doen op een oude, demagogische truc: het amalgaam. In zijn boek over ’68, stipt Paul Goossens terecht aan dat sommige actoren van ’68 doorsloegen en aldus het ideaal van ’68 verloochenden. Als eerste voorbeeld, citeert hij de maoïstische partijen, die de hoofdeis van de studenten, namelijk inspraak en democratie, in eigen kring aan hun laars lapten. Als tweede voorbeeld, haalt hij de bewegingen aan die een omwenteling probeerden uit te lokken door een opbod aan geweld, zoals de Rote Armee Fraktion. Het bleven splintergroepen met gering succes, wier daden en ideologie eigenlijk heel de ’68-gedachte omkeerden. Een smet op het blazoen weliswaar, maar ook niet meer [1].

Het kan nog iets straffer. Het demagogische trucje “amalgaam” bestaat er nu net in ’68 te linken aan minder fraaie gebeurtenissen die met de beweging niets van doen hebben, maar duidelijk verwarring zaaien. In zijn overzicht van ‘68-utopieën, wijdt Antonio Elorza een hoofdstuk aan Cambodja en meer bepaald aan de “utopía de la muerte”, d.w.z. de utopie van de dood, die van de Rode Khmer [2]. Men moet werkelijk van zeer slechte wil zin om ’68 en de Rode Khmer in dezelfde korf te plaatsen. Het is niet omdat een of andere omwenteling in ’68 plaatsvond, dat die deel zou uitmaken van de ’68-beweging.
Elorza toont zijn slechte wil een tweede keer door als Spanjaard met geen woord te reppen over ’68 in España. Daar is toen inderdaad niet veel gebeurd in vergelijking met Praag of Parijs, maar daar is een goede reden voor: het onverbiddelijke Franco-regime. Misschien zint het de auteur niet dat uitgerekend het optreden van de Catalaanse zanger Raimon in Madrid op 18 mei ’68 geldt als een hoogtepunt van ’68 in Spanje? Te noteren: Raimon zong enkel in het Catalaans, zoals hij heel zijn leven heeft gedaan (de studenten deelden vertalingen uit). Misschien zint het deze Spanjaard niet dat de kern van het verzet zich in Catalonië bevond? Dat Madrid en Barcelona elkaar toen wel degelijk vonden in een strijd om vrijheden die wij, Noord-Europeanen, als verworven en niet meer dan normaal beschouwden? Elorza’s boek staat bol van dat type amalgaam. Overigens: een utopie van moord en doodslag benoemen we niet als utopie, maar als dystopie. Een essayist moet eerst zijn definities op orde hebben.

2  HET SYMPTOOM

In plaats van de idealen uit te rekken tot een of andere bloedige revolutie, kan men ’68 ook de das omdoen door inkrimping. Zoals Fernando Savater doet.
In Spanje, geldt Fernando Savater als een gerespecteerd filosoof die met grote regelmaat zijn ei mag leggen in de krant die zichzelf een toonbeeld van redelijkheid acht: El Païs.
Volgens Savater, hebben de acties (“agitaciones”) van ‘68 de wereld niet veranderd, maar waren zij slechts een duidelijk symptoom van een wereld die reeds veranderd was. Een soort stuiptrekking, een laatste rochel van een afstervend organisme: de oude wereld. Savater: de ’68-beweging zette de wereld niet op zijn kop, maar haalde het autoritarisme en de rigiditeit onderuit die een sociale, technologische en economische mutatie tegenhield [2]. Volgens die “theorie” luidde de ’68-beweging geen nieuwe wereld in, maar luidde ze enkel de oude uit, als objectieve bondgenoot van allerlei niet nader genoemde krachten die af wilden van autoritarisme en rigiditeit. De echte veranderingen hadden zich immers al voorgedaan, de oude wereld lag op apegapen en de 68’ers trokken enkel de stekker uit. En dan komt de aap uit de mouw: eenmaal de rebellen hun werk hadden gedaan, kon de wereld eindelijk globaliseren. Kortom, de 68’ers zijn verantwoordelijk voor alle superliberale übershit die de laatste decennia de wereld overspoelde. Het menu van de gerenommeerde filosoof is uiteindelijk niet meer dan een variant op de dagschotel die De Wever, Tobback en Sarkozy graag serveren: ‘68 haalde alle gezag en alle grenzen onderuit en dat leidde tot het ongebreidelde neoliberalisme, de politieke correctheid en alle andere vormen van decadentie.

Savater vergeet één ding: onwrikbaar gezag, drill, centralisme, hiërarchie en autoritarisme, vormden de ruggengraat van de oude orde. Men kan niet tegelijk beweren dat a) de wereld van de oude orde al veranderd was én b) de 68’ers toeschrijven dat ze de ruggengraat van de oude orde hebben gebroken.

3 EEN ONVOLDOENDE

Een derde manier om ’68 de grond in te boren, bestaat erin de beweging te verwijten dat ze haar idealen niet onverkort in eigen rang toepaste, dit wil zeggen dat de ’68-beweging niet ver genoeg ging en aldus geen alternatieve gemeenschap an sich vormde.
Sinds kort, meer bepaald sinds het succes van #metoos, krijgen we met name van feministen te horen dat ’68 een mannenzaak, was, vrouwonvriendelijk, zelfs repressief tegenover de vrouw. Te weinig vrouwen aan de leiding, te veel vrouwen die sandwiches smeerden; te veel macho’s en te veel womanizers. Die verwijten lijken me onterecht. Wat volgt, is niet politiek correct -  maar ’68 was dat per definitie niet.

3.1. Niet kant-en-klaar
Om te beginnen: ’68 eiste verandering en ijverde voor een ander type samenleving, wat dus per definitie betekent dat de oude maatschappij nog stevig in het zadel zat. Savaters theorietje ten spijt. Alle 68’ers groeiden op in de conservatieve, autoritaire en materialistische jaren vijftig. Zoals ook Paul Goossens opmerkt: onze studentenbeweging vormde geen toonbeeld van democratie, maar waar zouden we dat hebben geleerd? [4] Voor elke mannelijke activist die ervan uitging dat een vrouw wel koffie zou zetten, bestond blijkbaar een vrouwelijke activiste die effectief koffie zette. Dat is geen excuus voor een ongelijke behandeling of instandhouding van een rollenpatroon, dat is de vaststelling dat de oude gedachten nog niet waren gestorven doordat iedereen ze nog in zich droeg. Kortom, ’68 was uit op een alternatief en was het dus per definitie nog niet. “Volksvergaderingen” werden zeer zeker al eens gemanipuleerd, maar waren ook de eerste algemene vergaderingen waar iedereen  voor het eerst vrijuit kon spreken en overleggen. Overigens, bestonden wel al alternatieven. In Nederland zou Provo (en later Kabouter) vóór 1968 al werkzame projecten opstarten, zoals het overbekende Wittefietsenplan. Ook Hippies, die voor het conservatieve gemak niet tot de beweging worden gerekend, hadden al andere vormen van wonen, eten en samenleven uitgewerkt, vaak buiten de reguliere maatschappij.

Overigens: hoe ontwikkel  je, als beginneling zonder werkelijke macht, geld of invloed, een alternatief in een wereld die duizend keer machtiger is en alles controleert: de politiek, de economie, de media, de ideologie, ja, de dagelijkse manier van denken en doen – denk aan katholieke scholen? Dat doe je, zoals ’68 deed, door op alle fronten tegelijk actief te zijn én alles en iedereen aan elkaar te linken: Black Power, Dolle Mina, popmuziek, korte rokken, lang haar, de permanente revolutie van Trotzky, de Culturele Revolutie van Mao, de romantische revolutie van Che, macrobiotiek, antiautoritaire crèches,  geestesverruimende middelen, vrij liefde, inspraak in bedrijven en in het onderwijs.
Daaruit kan niet meteen Het Alternatief ontstaan. Verwar het streven van de beweging dus niet met een kant-en-klare alternatieve samenleving.

3.2. Conservatief
Twee: het feminisme behoort wel degelijk tot het conglomeraat van ’68. De bevrijding van de vrouw stond op het programma, maar niet als headliner. Eigenlijk kende ’68 maar één headliner: vrijheid en ontvoogding, of beter: vrijheid door ontvoogding.

Bij linkse partijen echter, haalde de strijd tegen de vijand de boventoon. Linkse partijen zijn evengoed politieke partijen en  vertonen eindelijk hetzelfde denkpatroon: macht, hiërarchie, strategie (en dus “ondergeschikte” doeleinden), interne versplintering en het doel dat de middelen heiligt. De linkse partijen, de maoïsten voorop, waren de eersten om de eis voor meer democratie in eigen rang niet toe te passen. Vrijheid kon even wachten tot de overwinning was bereikt. Elke andere klemtoon werd beschouwd als een verzwakking en de doorbreking van de eenheid. Binnen die partijen, was geen podium voorzien voor “deel”problemen, zoals milieuvervuiling, feminisme, alternatieve opvoeding, enz.
Het zou nog even duren vooraleer bepaalde actoren van ’68 een eigen, parallelle werking zouden ontwikkelen. En het zou nog even duren vooraleer hiervan het voordeel werd ingezien, nl. een vergroting van de slagkracht in plaats van verdeeldheid. Hoe dan ook: in 1970, hield Dolle Mina in Arnhem al een eerste congres. Ook de homoseksuelen zouden hun eigen beweging ontwikkelen. Het pijnpunt was niet “68” in zijn geheel, maar vooral de linkse en uiterst linkse partijen. Aparte groepen betekende voor hen verdeeldheid (naar Mao’s uitleg over “twee wordt één” versus “één wordt twee”), uitstel van de revolutie en allerlei afwijkingen, zoals kleinburgerlijk gedrag.  

Vrouwen waren uiteraard in de minderheid: niet enkel aan de universiteit, maar zelfs in het hoger middelbaar. Veel meisjes liepen hogeschool, terwijl de actie aan de universiteiten plaatsvond.
Het klinkt wellicht niet correct, maar veel vrouwen – toen en nu – hebben geen boodschap aan harde politiek en straatgevechten. Het ontgaat me overigens wat een alternatieve beweging te winnen heeft bij vrouwen die mannelijk gedrag nabootsen. Het doet me denken aan de arbeiders die per se wit brood op tafel wilden en hun zuurverdiende centen fout besteedden aan een chique pak – om zichzelf te verloochenen door een beetje minder arbeider en een beetje meer bourgeois te spelen. 

Linkse en extreemlinkse partijen waren inderdaad niet altijd toonbeelden van progressief gedrag. Alles moest wijken voor de juiste lijn, de revolutie en vooral voor De Arbeider. De gelijkberechtiging van de vrouw stond niet op het to do-lijstje van de doorsnee arbeider, die evenzeer sjabloongedrag vertoonde als zijn patroon. Veel activisten kwamen overigens recht uit de exclusief mannelijke colleges en niet weinigen hadden een seminarietijd achter de rug. Het valt een beetje tegen dat feministen die indoctrinatiemachines niet in hun analyse betrekken. Dat zou wel eens kunnen komen omdat ze in hetzelfde bedje ziek zijn: de linkse partijen zetten De Arbeider op een verhoog, het  hoofdletteridool van deze feministen heet De Vrouw. In beide gevallen leidt de abstrahering tot hetzelfde resultaat: van de PvdA mag De Arbeider de islam belijden en voor Erdogan stemmen, van de feministen mag De Vrouw een hoofddoek dragen en voor haar man stemmen.

Overigens, vertoont #metoo veel Angelsaksische trekjes, met name een afkeer van bloot en seksualiteit. Vanuit die optiek, kan men moeilijk ernstig over ’68 spreken.

3.3. Hippie  
Zoals ik al vaker heb beweerd, kan je de politieke kant van ’68 (zoals Mai ’68 in Frankrijk) niet los zien van wat Provo en Hippie al in beweging hadden gezet. Naast de partijpolitieke activisten (anarchisten, maoïsten en trotzkysten voorop) die De Maatschappij, zeg maar de structuren, machtsverhoudingen en instellingen, wensten te veranderen via één groot revolutionair moment geleid door de arbeiders, bestond ook een stroming die zich op de individuele bevrijding concentreerde: kledij, voeding, spiritualiteit, muziek, omgangsvormen, seksualiteit en doodgewoon meer individuele vrijheid in her dagdagelijkse leven. Soms in, maar evengoed geheel of gedeeltelijk naast de af te wijzen samenleving. Daar werden wél alternatieven voor het dagdagelijkse leven uitgebouwd. In communes, al waren dat vaak niet meer dan huizen waar enkele vrienden samenwoonden, ging het om de praktijk. In San Francisco, woonden de leden van The Grateful Dead allemaal in hetzelfde pand, idem die van Jefferson Airplane. Ander gedrag, andere nieuwe leef- en omgangsvormen, werden als primordiaal beschouwd om een andere maatschappij tot stand te brengen, en waren tegelijk  deelrealisaties van het model dat men voor ogen had. We zouden nu in bepaalde kringen van “good practices” spreken. 

Het bezwaar van vrouwonvriendelijkheid is niet echt nieuw, zelfs niet in de hippiewereld. De Engelse Jenny Diski [5], die haar eigen ervaring als hippie extrapoleert tot Hippie en hààr sixties uitvergroot tot “the” sixties, klaagt ook het misbruik door mannen aan. Vrije liefde zou vooral mannen ten goede zijn gekomen. Maar eigenlijk was Diski een drop-out met mentale problemen die aan allerlei spul zat en in die context de vrije liefde beoefende. Geen goed idee dus. Overigens begint het triestige boekje over haar sixtieservaring met de uitspraak dat alleen de muziek beter was. Ook Danny Goldberg [6] citeert gevallen van misbruik, in San Francisco, de hippiestad bij uitstek. Wel gaat het telkens om jonge meisjes die zonder have of goed in Frisco zijn beland, vaak om de verkeerde redenen, en op het moment dat de oorspronkelijke hippiecultuur aldaar uit elkaar wordt gerukt door de drugsmaffia, gewetenloze handelaars en voyeuristische toeristen. Dat is geen reden tot misbruik, maar men moet het verwijt naar het juiste adres sturen.  

De mannen en de vrouwen die zich in de jaren ’60 wilden bevrijden van de vigerende, repressieve seksuele moraal en de seksuele praktijk, stonden voor een immense taak. Rondom zich, vonden ze geen voorbeelden van een bevrijdende of bevrijde seksuele moraal. Lenin en Mao hadden beschreven hoe een revolutie kon worden op poten gezet en tot een goed einde gebracht, maar over seksualiteit was geen handleiding voorhanden. De voorstanders van de seksuele revolutie toonden op zijn minst de moed om een nieuw model uit te proberen, sui generis zeg maar. Ik mocht het persoonlijk meemaken hoe in een progressieve en uitdrukkelijk pluralistische kring, feministen en homo’s elkaar de huid vol scholden – om eens iets anders te noemen. Julian Bourg toont aan dat deze botsing wel vaker voor kwam [7]. 

KORTE CONCLUSIE
Tegenstanders, inclusief de gefrustreerden en de ontgoochelden, kunnen nog altijd niet om met de onomstotelijke vaststelling dat “’68” tot de verbeelding blijft spreken, ook tot de hunne.
“The events of 68 opened a period” [8]. “Opened a period”: voor geesten van de Oude Orde die geloven in de ethiek van de macht, het einde van de geschiedenis, “the flat earth”, de botsing der beschavingen of een andere heilsleer, valt zo’n uitgangspunt moeilijk te vatten. Nochtans: Ce n’est qu’un début, continuons le combat.

 © Eddy Bonte www.eddybonte.be [eeerste publicatie in De Groene Belg nr. 1531 van 28/06/2018. Redacie op deze site: 09Aug2018]

NOTEN
[1] Paul Goossens: “1968. Het jaar dat niet wil sterven” (EPO, 2018, 126 pp.). Zie mijn bespreking in De Groene Belg nr. 1506.
[2] Antonio Elorza: “Utopías del 68”, Ed. Pasado & Presente, Barcelona, 2018, 342 pp.
[3] Fernando Savater: “El 68 visto a  los 70”, in: El Païs, 11 mei 2018. De zin luidt: “Las agitacones del 68 no transformaron el mundo, sino que fueren el sintoma indudable de que el mundo ya había cambiado”.
[4] Paul Goossens, zie [1]
[5] Jenny Diski: “The Sixties”, Profile Books, UK, 2009.
[6] Danny Goldberg: “In Search Of The Lost Chord. 1967 and the Hippie Idea”, Icon Books, UK, 2017.
[7] Julian Bourg: “From Revolution to Ethics. May 1968 and Contemporary French Thought”, onder andere het volledige hoofdstuk 15, McGill-Queen’s University Press, Montréal, 2nd editon, 2017.
[8] Julian Bourg, zie noot [7], p. 41.