Rik Torfs, een gevaarlijk ventje

Rik Torfs is een gevaarlijk ventje. Achter een schutting collegelollen gaat niet enkel een demagoog schuil, maar ook een dogmaticus. Zijn alfa en omega: atheïsme is uitgesloten. Om de haverklap maakt Rik Torfs van zijn wekelijkse column in De Standaard misbruik om al wat “ongelovig” is, een veeg uit de pan te geven. In een recent stukje [1] haalt hij al zijn trucs boven, te beginnen met “men kan niet bewijzen dat god niet bestaat”.  Een weerlegging.

Truc 1 : de ongelovige verschilt niet veel van de gelovige.

Torfs beweert dat “gelovig” en “ongelovig” niet zo ver uit elkaar liggen. Redenering:

a) volgens Torfs betekent geloven nooit zeker zijn, inclusief van het bestaan van god. Geloven “is een antwoord op het niet weten”; b) Ongeloof is  ook een antwoord is op het niet weten; c) Derhalve, verschillen ongelovigen en gelovigen weinig van elkaar.

Antwoord: De “stelling” als zou ongeloof een antwoord zijn op het niet-weten, is gratuit, want niet onderbouwd en derhalve waardeloos. Het is enkel een bewering die Torfs nodig heeft om zijn vergelijking te kunnen maken en daarna een logisch klinkende conclusie te kunnen trekken. Bovendien is de bewering fout, want naast de kwestie: in de wereld van een atheïst komt god niet voor, punt uit. Een atheïst heeft god niet nodig om die dingen des levens voor elkaar te krijgen waar anderen wel een god voor nodig hebben, in het bijzonder de uitbouw van een moraal [2].


Truc 2:  ongelovigen zijn dom en vadsig

Ongelovigen hebben het makkelijk, aldus Torfs. Ze hoeven zich niet te verantwoorden, terwijl een katholiek voortdurend moet uitleggen waarom hij katholiek is. Ongelovigen daarentegen, “zijn van elk denken vrijgesteld”. Ongeloof garandeert zelfs een “veilige stek in de maatschappelijke mainstream”. Sommige ongelovigen  zijn nooit met denken begonnen en daar heeft Torfs niet veel respect voor. Hij heeft wél respect voor hen (ook ongelovigen) die “blijven nadenken over een vraag waarop zij het definitieve antwoord niet zullen vinden”. Herlees die laatste zin eens goed.  

Antwoord: Een ongelovige, mijnheer Torfs, is niet van denken vrijgesteld. Hij stelt evengoed existentiële vragen, maar zijn antwoord leidt hem naar het leven zelf. Niet naar god, evenmin naar de zelfmoord. Het oeuvre van Albert Camus is gebouwd op dit existentiële vraagstuk: de weigering om te kiezen voor god of de zelfmoord en in plaats daarvan resoluut voor het leven te opteren. De ongelovige heeft aan het leven voldoende en dat is best een ingewikkelde en moeilijke oefening, want de religieuze verleidingen zijn groot. Dat katholieken zich verantwoorden, wil overigens niet zeggen dat ze hard moeten denken: god is immers het antwoord zelve.  

Dan komt de aap uit de bouw: Torfs heeft enkel respect voor hen, inclusief ongelovigen, die “blijven nadenken over een vraag waarop zij het definitieve antwoord niet zullen vinden”. Herlees: “niet zullen”! Er is dus maar één manier om in de wereld te staan en die luidt: ik kan nooit weten of god al dan bestaat. Het antwoord “god bestaat niet” is bijgevolg onmogelijk. Derhalve is atheïsme onmogelijk en hebben atheïsten het altijd fout voor. De agnosticus is de verst tolereerbare grens voor de dogmaticus Torfs.


Truc 3: katholieken zijn beklagenswaardig

Ze doen het allemaal: na eeuwen schrikbewind, voeren de katholieken zichzelf nu op als een minderheid die amper nog voor zijn mening durft uitkomen, “want de katholiek moet zich verantwoorden”. Ongelovigen daarentegen, hoeven niets uit te leggen, zij bevinden zich in een mainstreampositie, de positie die de katholieken “een halve eeuw geleden zoveel comfort verschafte”.

Antwoord: Een grovere verdraaiing van de feiten is moeilijk denkbaar. Na vele eeuwen onderdrukking, hebben grote delen van de bevolking zich onttrokken aan de macht van de katholieke kerk. Een meerderheid keerde zich af van het katholieke geloof – en vooral van de praktijk - zoals de kerk het voorschreef. Een minderheid van de ongelovigen, de vrijzinnigheid met name,  heeft na heel veel strijd, die puur democratisch verliep, eindelijk erkenning verkregen. Dat “de gelovigen” een belaagde minderheid vormen die zich moet verantwoorden, is te gek voor woorden. 


4 De supertrruc

Heel Torfs’ redenering vertrekt van een bekend syllogisme:

a) niemand kan bewijzen dat god bestaat, dus is de gelovige aan twijfel onderhevig;

b) evenmin kan iemand bewijzen dat god niet bestaat, dus de ongelovige is evenzeer aan twijfel onderhevig

Twijfel voor iedereen is dus het basisgegeven. Tofs vraagt mij, ongelovige, te bewijzen dat god niet bestaat. Laten we deze supertruc even ontleden.

Antwoord: Kan ik bewijzen dat god niet bestaat? Nee, dat kan ik niet, maar het is ook niet aan mij om dat te doen. Wie iets beweert, moet met bewijzen afkomen en dus is het aan de gelovigen om te bewijzen dat god bestaat. Waarom ik niet ? Omdat Torfs met  een loutere bewering af komt. Betrof het een wetenschappelijk verifieerbare hypothese, dan zou men mij inderdaad kunnen uitdagen om tegen te argumenteren. Ik zou dan de premisse kunnen aanvallen, gegevens in twijfel trekken met andere gegevens, de methodologie onderuit halen. Maar het is geen wetenschappelijke hypothese: Torfs maakt zelf de tegenstelling tussen”kennis  = ik weet” en “geloof = ik twijfel” [3]. Als het bestaan van god geen element van kennis is, kàn Torfs niets bewijzen, valt er gewoonweg niets te bewijzen en dus evenmin tegen te bewijzen. Ik kan ipso facto niet bewijzen dat het omgekeerde van het niet-bewezene want niet-bewijsbare evenmin onbewijsbaar zou zijn.

Toch zal Torfs repliceren dat ik evengoed een bewering uit (nl. god bestaat niet) en die dus moet bewijzen. Fout, Rik. Jij komt als eerste met een bewering af, zonder bewijs. Er kan geen bewijs zijn, want het  is geloof en geen kennis (zeg je zelf). Als ik sceptisch tot ongelovig sta tegenover een bewering waarvoor geen bewijs kan worden aangedragen, waarom zou het dan aan mij zijn om iets te bewijzen? Jouw begrip “god” is bij mij afwezig. Begrijp je dat, Rik: AFWEZIG. 

Een bewijs a contratrio? Bestaan er elfjes, Rik? En trollen? Nee toch? Kan je bewijzen dat ze niet bestaan?

Kijk, mijnheer Torfs, ik zou u uw godsbegrip gunnen. Hoewel u mij beledigt als dom en vadsig. Hoewel u zich intolerant opstelt omdat ik geen boodschap heb aan uw twijfel. Hoewel u komt aanzetten met een logica aanzetten warvoor men u in het eerste jaar universiteit naar huis zou sturen. Maar in wezen bent u een dogmaticus van het zuiverste ras: buiten uw immanente twijfel, point de salut. Daarom bent u een gevaarlijk ventje.    

NOTEN

[1] Rik Torfs: “Bestaat God?”, De Standaard, 10 december 2009, p. 25.

[2] Op de vraag waar de plaats van god was in zijn theorie over het ontstaan van de wereld en de mens, antwoordde de Franse wetenschapper Laplace “Je n’ai pas besoin de cette hypothèse”. Geciteerd in: Chr. Hitchens: “God Is Not Great’, Atlantic Books, 2007, p. 67.

[3] “Waarom kun je trouwens in God geloven? Omdat je nooit zeker bent. Ben je wel zeker, dan wordt geloof kennis, en houdt het op geloof te zijn” (idem noot 1)

© Eddy Bonte