In 1969 verscheen bij Uitgeverij VITA de poëziebundel “Worstelen met God” van de "Dichter zonder Naam". Deze merkwaardige uitgave bestaat vooreerst uit een inleiding over het morele klimaat in het toenmalige Vlaanderen en verklaart tevens waarom de dichter anoniem wenst te blijven. Daarna volgen 23 gedichten, goed voor ruim dertig pagina’s, waarvan het titelgedicht de hoofdmoot vormt. Na enig speurwerk vonden we de anonymus: Eric De Preester, schrijver, dichter, drukker en de man achter uitgeverij VITA zelf. “Worstelen met God” is één van de weinige uitgesproken atheïstische en ronduit godslasterende gedichten uit Vlaanderen, tevens een hoogstperoonlijke getuigenis. De heruitgave ervan op deze site leek ons dan ook relevant an sich. Hierna vindt u het titelgedicht.
KLIK HIER VOOR DE INLEIDING tot WORSTELEN MET GOD
Voor H. Marsman
1
vijf jaar vóór het christelijk deel der mensheid
voor de tweede keer op massale schaal
elkaars koppen begon te snellen
verscheen
als een roodgeschreeuwd en kleverig hompje vlees
Neopro op deze bijna gekgedraaide aarde
met water bomen wind en dieren
als zijn beste makkers
groeide hij door zijn eerste goddeloze jaren
spoedig echter
werd hem de klassieke bovenaardse fauna
– de Grote Hemelvader
de vlinderlichte engelen
en de zwartberoete duivelen –
in het onnozele hoofd gebrand
maar nooit begreep hij
waarom één God drie koppen heeft
(is hij met één niet slim genoeg)
waarom pas na de dood het echte leven moet beginnen
(is de eerste schepping een mislukking
waarom dan in een tweede godendaad geloven)
waarom God en co zo menselijk zijn
(en is het niet de mens die God tot leven riep)
waarom de aardelingen boven alles krijgen
wat ze hier ontberen
(is de hemel niet een marihuana-droom)
en alhoewel Neopro zich schikte naar de wil der ouden
zocht hij in eenzaamheid naar waarheden
die hard en glanzend zouden zijn als keien.
2
en toen het schaamhaar
op twee vingers van zijn navel reikte
stond hij plots naakt voor God
vergeefs had hij ’t gebit van de moraal
in zijn briesend bloed geplant
en het lieflijk watermerk der vrouw
uit zijn gedacht’ gebrand
terwijl ’t orgasme
schokkend wegkromp in zijn tenen
en een verboden vrouw
in rode nevelen ontbond
spreidde God
onder een halo van bliksems
zijn tien geboden
als melaatse reuzenvingers uit
maar Neopro
bij Hammoerabi en zijn leerling Mozes thuis
kraste vermetel in de vereerde stenen
en woog met soepele hand hun authenticiteit
lettergroeven
duistere naden van geslepen volkbezweerders
geen sneden van Gods handebeven
gewicht
zwaar van beulsheid en barbarij
wars van ratio en menselijkheid
Neopro walgde rood
en schoof behoedzaam de verweerde tafelen
in Gods verzakte maag
die hikkend ’t marmeren brood verslond
blank en vederlicht reigerdanste hij
om de eerste zondevrije maagd
kruiste haar met tedere maar besliste hand
wittig in het zand
en roffelde een gloeiend lied
door haar gespannen vlies
3
maar nog bleef
het majestueuze beeld van God
in zijn hersenkronkels trillen
met de monstertweeling goed en kwaad
gebaard gezoogd en immer nog vertroeteld
door dezelfde God
wist hij geen raad
Neopro zag
hoe in het rijk van plant en dier en mens
het ene wezen met lust het andere vrat
hoe de slechten ongestraft in het gezicht
der goeden drekten
hoe de onschuld altijd onderlag
hoe elk wezen in pijn zich telkens
uit het moederlichaam scheurde
hoe elke navelstreng leed aan leed bleef koppelen
hoe uit het stof van de ontbonden wezens
zich onophoudelijk nieuwe wezens wonden
en opnieuw de onverbreekbare lijdenskring aanvingen
hij zag en overdacht dit alles
en kon een goede God niet schakelen
in die barbaarse keten
en op een nacht
gespte hij het schild der overwinning
in denkerszweet gestaald
voor zijn weke buik
en brak onverhoeds
in de tempel van Gods liefdetuin
hij wreef de slaapmist uit zijn ogen
braakte afschuw en verwondering
God lag naar ’t voorbeeld der Antieken
gestrekt aan tafel voor het avondmaal
en zoog met reine mond
het bloed uit een onschuldig lam
dat hij met gekromde hand
’t geblaat afkeelde
Neopro vloekte om getuigen
God onttafelde verrast
wierp 't lam gezwind onder de plank
en veegde zijn lippen schoon
met ‘t kleed van een verkrachte engel
opnieuw klommen God en mens
in ’t garen van de strijd
Neopro
met woedesporen overgroeid
raasde toe op God
en bokste hem een jeugdtand uit
maar God pareerde
en stiet hem in de slijmerige touwen
van het verend theodiceenet
door kruiperige God-aanbidders
daar tegen ongevallen allerlei gespannen
versuft
verstrengeld in ’t vernuftig valnet
waaraan zoveel verkalkte theologenschedels
uit pseudo-wijze baarden mazen vlochten
om de keel van het rebelse wild te stroppen
hing hij in de maliën van Gods val
maar Neopro wou geen dorre vlinder
in het album van Gods geslachte denkers zijn
beet zijn handen en zijn voeten bloedend vrij
en joeg God onder scheldgejoel
in het eenzaam duister van zijn gruwelijk hol
daar dreigde God met rauwe keel
en smeekte met besmeerde lippen
maar Neopro bouwde een koker
van stalen waarheid om zijn hart
en droeg ’t geslachte lam
waarin hij het woord ‘sadist’ uitschoor
de wereld rond
4
maar op een zwarte nacht
stond God opnieuw naast hem
en maalde geweldige woorden
met metalen stem
ik weet het
ik ben een beul
een redeloos beest
maar ik schiep alles
heers over grens en mens
ben alles
kus nederig mijn voet
worm die uit mijn hand
de groene blaren vreet
ontsteld zag Neopro
die barbaarse zinnen over zijn deken rijden
een verontwaardigde lamp zwol rood
in zijn zuiver gemoed
met een gulden sprong
ontklom hij het nest van zijn bed
hij mikte de vertroetelde vaas der eeuwigheid
door geëngageerde filosofen vuil beduimeld
naar Gods verwaande molochkop
verandering droop uit de melige wond
en de laatste vuurstrijd begon
hij sprong als een geschoten haas naar God
plooide zijn gespierde lichaamsbuis
over het woest gedrocht
dat detonerend de grond besloeg
met snelle vingers zocht hij
naar weke plekken in Gods gladgebeden buik
en schoot onverwacht door ’t gepolijste haaienvel
een bloedloos gat gaapte als een emmermond
en Gods levensadem
spoot als een hoos van luchtig drek
uit de ontspannen wonderanden
Neopro wierp walgend ’t hoofd opzij
en knielde onthutst bij Gods vervloeiend lijk
met dichtgeknepen neus
met langgelemmerd mes
hield hij vlug de sectie
van ’t vervliegend kreng
geen glanzend beenderstel tot steun
geen gladgespoelde homo sapiens-hersens
geen gestolde bloedsomloop met hartcentrale
geen vlees door drift bereden
zelfs geen lijk ontblootte ’t mes
alleen een vliezen zak met vele schotten
bungeld’ aan de onbesmeurde punt
5
God is een tros bedrieglijke ballonnetjes
met mensenadem volgeblazen
de patriarch blies hijgend de moraal
ter redding van zijn eigen huid en goud
de Nazarener liet een lieflijk blaasje
vol misleidend medelijden op
denkers hingen aan onzichtbare luchtbellen
hun schimmige hersenkronkels op
sukkelaars voeren met een zeppelin de hemel in
en Neopro scheef bij ’t klimmend morgenlicht
dat als een brandend spinnenweb
tussen de bomen zonde
zijn ernstig-overdacht rapport
God is de moegebeulde adem
de collectieve leugenmythe
het braaksel der ellendemensen
het onderdrukkingswapen van de volksmisleiders
de politiemacht der neurosenvolle moralisten
de bruidegom der impotente maagden
de fata morgana-vriend der eenzaam-zwakken
God is de zelfgekweekte etterbuil
een levenszieke schim
een bacterie erger dan de pest
het zwarte slijm der dood
gecondenseerd tot zoetig gif
God is de grootste der psychosen
en bij de laatste geur van God
die snel ontbond in ’t bottend zonnelicht
gleufde hij met omgezwikte voet
in ’t kiemend erwtenbed
de antistofformule
ter doding van het helse kwaad
levensmoed
LEVENSMOED
6
vol van waarheid klom Neopro in de kerselaar
die als een witgeveerde toorts
te pronken stond
en zaaide met losse zwaai
zijn geboden de wereld in
in geen enkele metafysische idee
zult u nog vaste spijkers slaan
aarde en kosmos zijn zaad en graf
alleen moedigen en rechtvaardigen zult u eren
de de zwoelste drift van ’t bloed is rein
heb eerbied voor dat heilig schrijn
maar boven alles cultiveer de geest
want hij is waarheid en lot
en terwijl Neopro deze woorden
in de mistgewaden riep
krulde ’t schaamhaar zijn navel in
als een man zou hij met geslacht en denken
door het leven ploegen
en voor het huis der waarheid
zou hij vechten tot de laatste steen
het vlies der rust weefde
een hoes omheen de boom
een bloesem groeide als een vlinder in zijn mond
de zon goot brons op zijn ontspannen schouders
in de verte geurde een versgespreide vrouw
Neopro sliep in licht als de morgennevel
ERIC DE PREESTER
© Eric De Preester. Op deze site geplaatst met toestemming van de auteur. Hij kan worden bereikt via [email protected]
Oorspronkelijke uitgave: Dichter zonder Naam: “Worstelen met God”, uitgegeven in de reeks “VITA-bundels” van uitg. VITA, Postbus 43, Oudenaarde, Herfst 1969, D/1969/0310/6
(red. 16mei2011) (correcties van de auteur 27122011)