Een atheïstisch Requiem

Een atheïstisch Requiem

Ook een atheïst moet afscheid nemen en in “Un requiem athée” is het de bekende Franse filosoof en atheïst Michel Onfray die afscheid moet nemen van Marie-Claude, zijn  trouwe ‘compagne’ met wie hij van 1977 tot 2013 het leven deelde.

Michel Onfray doet dat middels een klassieke vorm: een requiem, d.w.z. een katholieke mis die wordt opgedragen aan de doden. Onfray componeerde echter geen muziekstuk, maar een poëtische tekst die getrouw de veertien onderdelen van het requiem overneemt. Het requiem is een christelijke vorm, maar Onfray zou Onfray niet zijn als hij ook in dit geval, in deze momenten van pijn en verdriet, niet de kracht had om te provoceren. Geen enkele vorm, aldus Onfray, hoort één levensovertuiging toe en al zeker niet één religie, de “claimer” bij uitstek van de sleutelmomenten in het leven, de overgangsrituelen, dus de zingevende momenten bij uitstek. En dus gebruikt Onfray de vorm “requiem” om er zijn atheïstische visie in te gieten.

Zijn “Requiem athée” bestaat uit de verplichte veertien delen, hier veertien vrij korte teksten die het midden houden tussen filosofische beschouwing en poëzie, gaande van het “Requiem” over de “Hostia” (offerande) tot het bittere einde –“Cum nihil”.  In dat korte bestek, verduidelijkt Onfray zijn atheïstische visie op de dood en dus op het leven. Of omgekeerd.  

Van Licht naar Licht

Onfray start verrassend met het Licht: de afgestorvene is een “lichaam van licht” dat naar het Licht terugkeert. Verder was er niets en zal er niets zijn. Dat niets, “le néant”, moeten we echter niet betreuren. De dood is nu eenmaal, voorbij goed en kwaad. Met de dood sterft ook het mededogen. We hoeven niet te treuren om het niets. Met de dood sterven overigens ook de woede, het oordeel en ieder die een oordeel velt (zowel “le jugement” als “le juge”), maar tevens de hel. Zowel het oordeel als de hel zijn een fabricatie van onze angsten. Kortom, de dood luidt ook het einde in van de kleine kantjes van de mens. Overigens, zo verduidelijkt tekst 7 (“Confutatis”), bestaat er niet zoiets als de hel, het eeuwige vuur of de verdoemde zielen. Enkel het Niets is.

In tekst 6, “Recordare”, herinnert Onfray aan het leven, dat eenvoudigweg een fase is tussen het Niets-dat-voorafgaat en het Niets-dat-volgt. Het leven in het algemeen, of dat van de afgestorvene in het bijzonder, worden niet verheerlijkt.  Het leven blijkt te bestaan uit een reeks tegengestelden: het positieve, vitalistische (“chair”, “sang”) versus het negatieve, bijna statisch-vegetale dat naar niet-leven neigt: koud, droog, somber, zwart, hard. Zowel de el als het paradijs bevinden zich hier op aarde.  

Maar de dood wekt ook tot leven, namelijk de tranen van hen die nog in leven zijn. Deze tranen banen zich een weg naar de hemel. Het zijn niet zomaar tranen van verdriet, het zijn tranen “qui préparent le Cosmos”. Vandaag laten de levenden tranen om de afgestorvenen, maar morgen zijn zij op hun beurt afgestorvenen om wie tranen wordt gelaten. De geliefde overledene is ons voorgegaan, niet meer dan dat. Het is de weg die eenieder zal bewandelen. De tranen voeden zich met die kennis, ze zijn “le sang des vivants”. 

Stof der sterrren

Op dit punt, keert de tekst terug naar het begin: het leven houdt de dood in en we gaan gewoon terug naar het Niets waar we vandaan komen. Onfray somt nog meer zaken op die samen met de dood verdwijnen: “le salut” bijvoorbeeld, zeg maar het Heil, de Verlossing. Ook een product van onze angst, net als de hel en het oordeel. De verlossing veronderstelt een Verlosser en dus passiviteit: men legt zijn leven in handen van. Niet zo Onfray.

Het is tijd voor de Offerande: in navolging van zoveel tradities, keren wij  ook volgens Onfray tot stof terug, maar dan wel als ‘star dust’, het stof van de sterren. De kosmos bestaat nu eenmaal uit resten van vergane sterren en in dat uitspansel is het leven “une chance”, zeg maar toeval.  De ontbonden atomen van de afgestorvene keren terug naar hun oorsprong: de Kosmos. Het leven ontstond als een soort bewustwording van een fragmentje Kosmos, van sterrenstof, van een schicht Licht. Ere zij dan ook dat Licht. Daarboven glinstert het stof van de overledenen in alle vrede.

Ooit echter, sterft ook de dood. Wanneer de zon ophoudt te stralen, zal een lange echo van licht door de kosmos varen. Daarna gaan alle lichten voor altijd uit. Ook het Niets wordt aldus ver”niet”igt: le Néant néantisé. Dat Niets is dan meteen ook Alles wat overschiet.

Dit hoogst persoonlijke werkje sluit perfect aan bij de filosofie die we van Onfray gewend zijn:  er bestaat geen transcendentie, enkel materie. Een reden te meer om ons bestaan hedonistisch te beleven. 

© Eddy Bonte 
Eerste publicatie in De Groene Belg nr. 1446 van 8 januari 2018. Info: [email protected]

Referentie:
Michel Onfray: Un requiem athée, Ed. Galilée, Paris, 2013.