(2) Cubaanse liederen voor soldaten en toeristen

 

Deze bloemlezing van Cubaanse dichters laat een ander geluid horen (dan Gloria Gabuardi - zie verder) , of beter: een hele reeks geluiden, want er komen bijna twintig poëten aan het woord. Er zitten ook bekende namen tussen; zo opent de bundel met niemand minder dan Nicolás Guillén! Vrouwen vallen echter niet te bespeuren. Het grootse verschil zit in de historische context: Gabuardi’s poëzie ontstond tijdens de revolte en de guerrilla, toen de revolutie nog in de maak was en de overwinning nog lang niet zeker. Strijdpoëzie.

In 1969, toen Van Gennep deze bundel uitgaf, hadden Castro en zijn kompanen al een decennium aan de weg getimmerd. De revolutie was jong, hoop en vertrouwen zegevierden, de gevechten waren voorbij, het socialisme kreeg een tastbaar gelaat. Het belet uiteraard niet dat sommigen over de dictatoriale periode schrijven of herinneringen ophalen aan het maquis. Lang niet elke dichter, vocht aan het front. Allemaal oefenen ze ook een ander beroep uit, binnen of buiten de beweging, vaak in de journalistiek.

Binnen of buiten
Over hun revolutionair elan hoeven we ons geen zorgen te maken. Samensteller Leo Klatser, die zijn selectie zelf “eigenwijs” en “willekeurig” noemt, houdt er over de relatie dichter – revolutie een rechtlijnige mening op na. Een andere samenleving krijg je pas wanneer alle sectoren van die samenleving aan de revolutie werken. Niet enkel de economie en de machtsverhoudingen, maar ook de mensen zelf. De revolutie beoogt een ander type samen-leven en dàt betekent dat elk individu of zichzelf transformeert in revolutionaire zin, of buiten de revolutie staat, als hij er al niet tegenover staat. De stand van de revolutie lees je af aan de mensen. Revolutie en het leven zijn één. Enkel die dichters werden geselecteerd.

Wellicht zorgt heel die context ervoor dat in deze bundel weinig echte strijdpoëzie voorkomt, maar wel gedichten die in diverse stijlen op zeer poëtische wijze een beeld schetsen van het hele revolutionaire proces, maar ook van de mens die is ontwaakt en begint te bouwen, aan zichzelf en aan de revolutie, wat op hetzelfde neerkomt.

De nieuwe morgen
Nicolás Guillén (1902-1989) opent de bundel. Met “Een spotvogel zingt in Turquino”, neemt de dichter afscheid van de vreemdelingen, de bezetters en uitbuiters zeg maar, die het land verlaten en vaak Engelse namen dragen, zoals Nixon! Het advies van de dichter luidt:

Passagiers in transit verwissel uw machine voor een droom!

Wanneer de “beestenroep” is vertrokken, begroet Guillén de nieuwe ochtend, uiteraard symbool voor de nieuwe samenleving, waartoe alles en iedereen behoort, onderweg naar hetzelfde doel:

“(…)
Goeie morgen vaderland in het zondagse pak;
Mevrouw, mijnheer goeie morgen;
Goeie morgen kind in de onleefbaarheid van de bergen tot leven geboren
Straatjongens die zingen en branden in het morgenrood goeie morgen
Goeie morgen gewapende arbeider
Goeie morgen tractor
suiker goeie morgen
goeie morgen dichters
demonstraties goeie morgen
(…)
Een zwart hoofd en een blond hoofd
gaan gekroond met dezelfde lauwerkrans
van broederschap, hun gezamenlijke weg.
De hemel is groen. De spotvogel zingt in Turquino …
– Goeie morgen Fidel.”

(Noot: De Pico Turquino is de hoogste berg van Cuba, gelegen in de Sierra Maestra. Op de top staat een standbeeld van die andere revolutionaire dichter, José Martí. Door de inheemse bevolking werd de Turquino als een bijzondere plek beschouwd).

De ontdekking

De bloemlezing eindigt met “Ontdekking” van de veel jongere Guillermo Rodríguez Rivera (1943-2017), de ontdekking dat de nieuwe wereld met andere maatstaven wordt gemeten, de revolutie van een ander paradigma vertrekt:

“Je gebruikt de woorden van de geschiedenislessen die je las,
je spreekt over zeeschuim en rozen,
tevergeefs.

Je gaat begrijpen
dat deze geschiedenis niet dezelfde is
en zo niet geschreven wordt.”

Laat mijn geweer niet zwijgen

In de tientallen gedichten tussendoor, ontdekken we alle stilistische, maar ook allerlei inhoudelijke varianten:

de zelfkritiek:
“Met mijn waardeloze handen,
die niets anders kunnen dan schrijven”
[Antón Arrufat];

het besef tot een voorhoede te behoren:
“Wanneer wij weinigen zijn
dan moeten wij vechten tot de dood”
[Samuel Feijóo]

de zekerheid van de overwinning:
“Zo staat ons hart trillend
Boven de volkeren die voorwaarts stormen”.
[José Álvarez Baragaño]

de nood om aan zichzelf te werken:
“ Revolutie
Tussen jou en mij
stonden bergen van tegenstellingen
die samen kwamen
mij overweldigen
mij in zweet doen baden
nu ik aan je bouw”.
[Miguel Barnet]

maar uiteraard ook vuur, elan en toewijding, zoals dat bij strijdpoëzie hoort:
“Kameraad, laat het geweer
in je handen niet trillen,
en laat mijn geweer niet zwijgen
als ik val”.
[Luís Marré]

Toerist of soldaat?

Rest nog de vraag waarom deze bundel de titel “Liederen voor soldaten en toeristen” meekreeg. Wel, “liederen” omdat hier gezongen en bezongen wordt. Maar wat met de “soldaten en de toeristen”? Simpel, aldus de eigenwijze samensteller: elk van ons is of een soldaat of een toerist van dit revolutionaire tijdvak. Aan de komende generaties om uit te maken wie van de twee we waren.

Die tijd is gekomen. Voor elk van ons.

Referentie
X.: “Cubaanse liederen voor soldaten en toeristen”, samenstelling en inleiding door Leo Klatser, Van Gennep, 1969.

© Eddy Bonte  [rdactie 08OKT2022? eerste publicatie in UITPERS 05OKT2022]


https://www.uitpers.be/lofrede-op-de-revolutie-in-de-poezie-of-omgekeerd/?fbclid=IwAR3JOdyu4XSuUU8hjE1MM9HtuJYsHv69T7AJ01xslf84NiQJ9ixTkkG1Fpk