Huub Beurskens: Het Paradijs op aarde

Een nieuwe goelag: het Paradijs op aarde

 

In deze politiek correcte wereld dient iedereen vlekkeloos te verschijnen. Geen smet uit het verleden, geen verdacht manœuvre in het heden. De promotoren van deze moraal hebben namelijk het Paradijs op aarde voor ogen. Gelukkig bestaan er nog dichters om ons met deze dodelijke utopie te confronteren en tot bezinning uit te nodigen. Zoals Huub Beurskens met zijn bundel “Hotel Eden”.

Paradijs verplicht

De aanbidders van het Paradijs roeren alsmaar luider de trom. Aangezien de meesten onder hen echter niet zinnens zijn om te sterven vooraleer naar het Hof te verhuizen, willen ze het Paradijs op aarde creëren. Niet alleen voor henzelf, maar voor iedereen. Verplicht. Het Paradijs nastreven is voor hen namelijk het enige aanvaardbare doel, ja, de enig denkbare moraal.

Daarom mag niemand nog menselijke trekken vertonen. Je mag niet iemand de waarheid zeggen, want dat is beledigend. Je mag geen vuile woorden gebruiken, hoewel er propere bestaan. En in geen geval bloot tonen, dat werkt aanstootgevend. Je mag geen jointje hebben gerold om president te kunnen worden, geen flirterig sms’je hebben verstuurd om politicus te kunnen blijven. Beter geen onvertogen woord gebruiken, als je niet van racisme wil worden beschuldigd.
Dat algemeen verbod wordt ingesteld om hic et nunc en wel subito presto een utopie te forceren die multiculturele of superdiverse samenleving heet. In zo’n samenleving (sic) mag je niets zeggen of doen waar iemand anders aanstoot aan zou kunnen nemen. Zo’n samenleving (re sic) verdraagt geen mensen met ranzige randjes of kleine kantjes. Alleen de zuiveren van geest en lichaam mogen eraan meebouwen, de Perfecti. Immers: in het Paradijs schurkt het lam tegen de leeuw aan, heerst eeuwige peis en vree, stoort geen wolkje de hemel. Iedereen bij voorbaat onschuldig, niemand verantwoordelijk, iedereen engel. Wie geen engel wil of kan zijn, wacht de schandpaal.
Helaas missen de Perfecti één cruciaal punt: geen moraal zonder menselijke tekortkomingen. Of om het met Simone de Beauvoir te zeggen: “sans échec, pas de morale (…) . On ne propose pas de morale à un Dieu”.

Gelukkig of dood?

De bundel “Hotel Eden” van de Nederlandse dichter Huub Beurskens gaat over een spanningsveld: het verlangen van de mens om in het Paradijs te vertoeven enerzijds en het besef dat je er niet kan komen anderzijds. Of preciezer: dat, als je er al zou geraken, je natuurlijk niet weet of je er wel gelukkiger zou zijn dan op Aarde. En als je er altijd gelukkig zou zijn, want het Paradijs is er voor eeuwig, of je dan niet evengoed dood kan zijn. Natuurlijk zouden we naar het Paradijs willen, maar liefst met alle menselijke mogelijkheden erbij, bijvoorbeeld de mogelijkheid om over het Paradijs na te denken, de ervaring te delen en er uitspraken over te doen. Wat mensen nu eenmaal doen. Alleen: je kan de ervaring niet delen en in het Paradijs heb je geen beschouwingen van doen. Overigens ontbreekt de taal waarmee je die beschouwingen zou kunnen vatten. Je hebt eigenlijk geen woorden nodig in het Paradijs [1].  
 

De Plantage

Daarom schrijft Beurskens niet over Eden, maar over Hotel Eden. Je vindt ze overal, de hotels die “Eden” heten, of “Eden Roc”, of “Eden au lac”. Het is beter, aldus Beurskens, van in een hotel Eden te vertoeven dan in Eden zelf. Een hotel met die naam biedt uitzicht op Eden, maar je zit er niet in.

Uit het titelgedicht [2], waarmee deze bundel ook opent, blijkt meteen waarom de mens terug wil naar het paradijs: hij wil ontsnappen aan de “zelf aangerichte ravage”. Voor die terugkeer naar de “Plantage”, zoals Beurskens het Paradijs hier ironisch betitelt, heeft de mens heel wat veil: 

“als slaven harken of als varkens wroeten desnoods,
om stil ons verworven inzicht te laven aan dat  bitterzoete

en in de avondkoelte God opnieuw te ontmoeten.
Of worden we dan weer ledenpoppen zonder wil?
Liever een kamer met uitzicht, op graven desnoods”.

Passage met Passanten

Wat is de mens, wat is het leven? Een “passage met passanten” [3]. Niets is finaal, niets is begin: “allemaal zijn wij iets daartussenin” [4]. Dat is absoluut niet erg, integendeel. Want stel: je ziel belandt toch in het paradijs en ziet daar van alles wonderlijks, bijvoorbeeld “een wilde engel, half pauw, half meisjesbengel”. Dat wonder wil je natuurlijk delen en meedelen. Maar helaas “wie moet je het vertellen, wie hier”? In het Paradijs bevinden zich geen lezers om je beschrijving te lezen. Traumatisch, zo blijkt, want deze mens  barst in tranen uit en kan enkel staren naar dat wonder, hier “het onnoembare” [5].

De dichter relativeert de mens die zich eerst uit het Paradijs liet zetten om er vervolgens daarbuiten een knoeiboel van te maken en dan, tijdelijk tot inzicht gekomen, er weer naar verlangt, ja, de pretentie heeft om er op eenvoudig verzoek te worden binnengelaten. Of er dan maar zelf een te construeren op aarde.
Nee, “het universum is een prima instituut” waar zelfs de mens met zijn waan wordt opgenomen [6]. Want waan-zinnig is de mens wel, maar niet van meer betekenis dan een spreeuw: zowel de mens als de spreeuw bewegen mee “in een patroon van grillen dat ons schiep”, evenwel

“zonder dat zelf te kunnen zien, zonder van dit draaien en slieren
zich een voorstelling zelfs voor de geest te kunnen willen halen”. [7]

Moraal van het verhaal: “Het is een val stil te staan bij zowel de Heer als nihilisme” [8]. Want: “De kunst is het dit geheel als ons eigen te zien en niet als verzaken” [9].

Beurskens meent dat kunsten in staat zijn de paradox “er willen zijn / er niet kunnen komen”, op te roepen en heel even aan te houden. Als een begoocheling. Waarna het beseft komt dat je los moet laten, dat het kortstondige paradijselijke gevoel een creatie van kunst is.  

Als die overweging maar kon doordringen bij de Perfecti.

© Eddy Bonte www.eddybonte.be

BRON
Huub Beurskens: Hotel Eden, Nieuw Amsterdam, 2013.   

REFERENTIE
Simone de Beauvoir: Pour une morale de l’ambiguïté, Gallimard, Idées n° 21, 1974, p. 14.  

NOTEN
[1] Parafrasering van de inleiding die Huub Beurskens gaf ter gelegenheid van het Poëzie Rendez-Vous  waar hij voorlas uit “Hotel Eden” (Poëziecentrum, Gent, 29 februari 2014).
[2] Huub Beurskens, Hotel Eden, p. 6
[3] ibid., Passage met passanten, p. 9
[4] ibid., Dionysisch vuur, p. 8
[5] ibid., In het paradijs, p. 33
[6] ibid., Het universum is een prima instituut, p. 25
[7] ibid., Als spreeuwen, p. 36
[8] ibid., Usura, p. 13
[9] ibid., Als spreeuwen, p. 36

(redactie 12FEB2018, eerste publicatie in: De Groene Belg 1451, Onafhankelijk groenlinks e-zine – 21/1/2018 –contact: [email protected]