(1) Gloria Gabuardi:  Defensa del amor

(1) Gloria Gabuardi:  Defensa del amor

 

“Defensa del amor”, verdediging van de liefde, het debuut van de sandinistische guerrillera Gloria Gabuardi, valt uiteen in twee delen.

De dichteres-strijdster

In het eerste deel, spreekt de dichteres over de revolutie en de revolutionair, vooral over de taken en de plichten van de revolutionair waarmee de toekomst wordt voorbereid, dit wil zeggen een rechtvaardiger samenleving. Ondanks de vele beelden en het hoge lyrische gehalte, klinken deze verzen net iets te veel als slogans en ordewoorden in dichtvorm, te geforceerd, onvoldoende origineel. Toch slaagt ze erin om de leuzen en oproepen een persoonlijke draai te geven en zo de lezer persoonlijk te raken. Uiteindelijk richt deze poëzie zich tot de kameraden die, net als de dichteres, elke dag gewapende strijd voeren tegen een dictatuur en daartoe een sterke motivatie nodig hebben. Omdat Gloria Gabuardi zelf aan de strijd deelneemt en een persoonlijke prijs betaalt voor haar inzet – haar man aan een ander front, de kinderen vaak aangewezen op derden, haar vader onnozel gemarteld – klinkt haar poëzie uiteindelijk geloofwaardig. Haar gedichten zijn, ook al klinkt dat clichématig, een wapen in de strijd voor een betere wereld. De dichteres en haar lezers zijn één. Allen strijden, allen zijn de strijd.

In “El hombre hecho fusil” zijn de mens en het geweer één geworden, of beter: de hatelijke vijand indachtig, moet hij geweer worden:

(…)
Daarom moet de mens geweer worden,
armen, handen, vingers moeten geweer geworden,
het lichaam een loopgraaf, ziel van de strijder,
het hele volk een barricade,
steen op steen, muur,
toorts die de harten doet ontvlammen”.

De strijdlust wordt heroïsch verbeeld in “¡Qué vengan ya!”, dit wil zeggen: laat ze – de vijanden – maar komen:

(…)
Laat ze maar komen,
we staan klaar,
met onze klauwen,
met onze tanden,
het hart pal.
Hier zullen we ze villen.
En in naam van de gevallen kinderen van het vaderland
en hun namen uitgezaaid over het uitspansel,
zullen we een grote brandstapel maken
dat geen enkel spoor nalaten zal,
geen enkele herinnering heel laat”.

De dichteres-vrouw

In een tweede deel, toont Gabuardi waartoe ze als dichteres in staat is: de thematiek en de invalshoek worden persoonlijk, ze spreekt over zichzelf als geliefde en verliefde. Nu is ze geen “miliciana” meer, maar een vrouw zoals alle andere vrouwen, niet enkel in de beweging, niet enkel in Nicaragua, maar overal ter wereld. De persoonlijke ervaring leidt tot een eigen beeldspraak die, zoals het beeldspraak betaamt, universeel kan worden begrepen.

Maar komen we even terug op de titel: “Defensa del amor”, verdediging van de liefde. Het is de liefde die heel de bundel samenhoudt, of beter: de Liefde. De Liefde voor “la patria” en “la terra” in deel één, de liefde die pure passie wordt in deel twee, met een compleet andere woordenschat: bron, magie, extase…

In “Mujer” (Vrouw) krijgen we een beeldrijke, maar nuchtere opsomming:

“Ik ben een vrouw, eenvoudigweg een vrouw
dagelijks deel van geluk en pijn (…)
eeuwig op zoek naar hemel of hel,
met een gemeen, afgunstig hart (…),
tot mijn laatste druppeltje bloed”.

De Liefde als synthese

Paradoxaal genoeg, maar geheel logisch, verdwijnt zodoende het vermeende onderscheid tussen liefde voor de revolutie en de liefde voor een medemens, tussen de revolutie en de mens die de revolutie maakt. Hier heeft liefde plaats gemaakt voor Passie: zonder Passie versmalt revolutie tot een vechtpartij, zonder Passie versmalt verliefdheid tot seks. Zonder Passie, stellen het leven en de revolutie niets voor.
De dichteres roept dus een abstracte liefde op, een liefde zonder afstand in die zin dat object en subject compleet samenvallen, opgaan in elkaar, samensmelten. De dichteres verdedigt de liefde als één-wording en overgave. Eén van de betere gedichten heet niet voor niets “Éxtasis”:

“In jouw bos vind ik vruchtbare aarde
waarin ik wortel schiet,
onmiddellijk tot bloei kom,
begin te rijpen
en vruchten geef”

Zo vervalt de – vermeende – tegenstelling tussen de anonieme, vervangbare strijder van een massabeweging enerzijds en de individuele, onderscheidende, ja, idiosyncratische liefde anderzijds. Want: in de één-wording, de overgave, de extase, betekent het individu niets, is het individu een verwisselbaar onderdeel van een veelomvattende, universele Liefde, hier de liefde voor de mens, de Humanitas. Men geeft zich over aan de revolutie en de strijd, zoals men zich overgeeft aan de geliefde en de liefkozing: zonder grenzen, zonder voorwaarden, totaal. Niet uit eigenbelang, maar voor een hogere waarde.

Het gedicht “Éxtasis” kent dan ook een werelds en revolutionair einde, want de rijpe vruchten in kwestie zijn:

“de kinderen die reeds andere voren openen
en mij een schitterende zon laten ontwaren”.

© Eddy Bonte, redactie 08OKT2022, eerste publicatie in UITPERS op 05OKT2022


https://www.uitpers.be/lofrede-op-de-revolutie-in-de-poezie-of-omgekeerd/?fbclid=IwAR3JOdyu4XSuUU8hjE1MM9HtuJYsHv69T7AJ01xslf84NiQJ9ixTkkG1Fpk