GEOFF BRADFORD: Pionier van de elektrische bluesgitaar

BRIAN JONES RUIKT TALENT

In 1962 vroeg Brian Jones of Geoff Bradford leadgitarist te worden van The Rolling Stones in wording. In 1963 en 1964 maakte hij het mooie weer als eerste gitarist bij de Cyril Davies R&B All Stars en Long John Baldry’s Hoochie Coochie Man. In 1965 zonk Geoff Bradford in een diepe put. De dokter verbood hem nog langer op te treden en de gevierde gitarist moest een aanbod van John Mayall afslaan. 

Er zijn twee goede redenen om een artikel te wijden aan Geoff Bradford. Laten we hem vooreerst in het juiste perspectief plaatsen: buiten de Verenigde Staten, was Geoff Bradford anno 1962 wel degelijk de eerste elektrische bluesgitarist die lead speelde!
En ten tweede: als gewezen akoestisch speler, paste hij de finger picking style toe op de elektrische gitaar, wat een apart geluidje opleverde.

“Nearly a Rolling Stone”, zo luidt de kop van een website die aan Geoff Bradford is gewijd. De nu 70-jarige Londenaar is er nog altijd trots op dat Brian Jones hem persoonlijk vroeg de embryonale Stones te komen versterken, maar hij is veel te nuchter en veel te bescheiden om daarover een bek op te zetten. Na zijn roemruchte periode als pionierende beroepsmuzikant (1960-1965), maakte Bradford nog vier solo-albums. In de Engelse krant The Guardian van 10 oktober 2003 werd hij geëerd als “briljant”, maar helaas ook als “onterecht miskend”. Jeff Beck, Jimmy Page (die hem “an innovator” noemde) en Eric Clapton erkenden zijn invloed op hun gitaarspel. En in “Till I Roll Over Dead”, zingt zelfs Keith Richards zijn lof: “Geoff Bradford, finger picker on the electric guitar, astounding”. 

Veertig jaar na datum, bezocht ik Geoff Bradford (° 13/01/1934) en zijn lieve vrouw Jean in hun bescheiden woning in Noord-Londen. 

SICILIAANSE GITAAR & SKIFFLE

Bradford: “Op mijn veertiende volgde ik wat pianolessen, maar heel veel stelde dat niet voor. Zo maakte ik wel kennis met Meade Lux en Albert Hammond. Wat later, ik was toen een jaar of zestien, ging ik met vrienden naar jazzoptredens, de zogenaamde “trad jazz” van Chris Barber, Ken Coyler, en zo.”

Bradford vergeet de actieve muziek, verlaat de middelbare school (hij is grafisch tekenaar) en gaat in 1952 bij de Navy. Wanneer ze op een dag aanmeren in Sicilië, koopt hij er een gitaar. Hij is dan al twintig, knap laat om met een instrument te beginnen…En hij trouwt met Jean, de liefde van zijn leven, ook al zal hij tot 1957 de zeven wereldzeeën afvaren.
Bradford: “Op Sicilië maakten ze echt knappe gitaren hoor. De Siciliaanse volksmuziek vond ik trouwens ook knap. Maar goed, rond die tijd beginnen Lonnie Donegan en de skifflemuziek door te breken en wij richtten op de boot dus een skifflegroepje op. Ik weet niet precies meer hoe ik gitaar leerde spelen, het gebeurde gewoon. Toen we wat later op Malta landden, was ik niet meer tevreden met mijn eerste gitaar en kocht ik een witte, elektrische gitaar met een soort microfoon onderdaan…”

Nog altijd wijst niets er op dat deze jonge kerel van bescheiden komaf het zal maken als beroepsmuzikant. In 1957 blijft hij voorgoed aan land en wordt hij lid van de skifflegroep The Sunrisers. We spreken nu over het einde van de jaren vijftig, toen jazzman Chris Barber de eerste zwarte Amerikaanse bluesspelers, zoals Big Bill Broonzy, naar Engeland haalde. Bluesplaten waren amper verkrijgbaar. Hoe dan ook, na de country blues van Leadbelly en Josh White, maakt Geoff kennis met de elektrische blues, met Bo Diddley nog wel. Hij is verzot op beide bluesuitingen en weet niet goed welke kant op. Hij plaatst dan maar een advertentie in Melody Maker waarin hij andere bluesfanaten oproept om een groepje te vormen. De eerste die antwoordt is Keith Scott, een pianist.

Bradford: “Ik dacht dat ik in heel Londen de enige was die naar blues luisterde, maar ik kreeg pakken reacties op mijn zoekertje. Eén reactie kwam van Keith Scott, een pianist. Man, diens huis stond gewoon vol met platen, Clarence Lofton, Cow Cow Davenport… Dus zegt die kerel: ‘waarom kom je morgen niet eens langs bij The Roundhouse?’, dat was toen dé bluesclub van Londen. Dus ik ga langs en ik begin met Keith Scott in The Roundhouse te spelen. Ik had een National, niemand had toen zo’n gitaar!”.
The Roundhouse is the place to be. Niet moeilijk, want in heel Engeland kan je slechts in enkele Londense clubs terecht met bluesmuziek. Maar The Roundhouse was het epicentrum en werd bovendien gerund door twee pioniers van de blues in het Verenigd Koninkrijk, Cyril Davies en Alexis Korner, die toen als een duo optraden. Bradford en Scott brengen imitaties van Leroy Carr en Scrapper Blakckwell. Nu en dan spelen ze met het duo Davies-Korner en het valt voor dat Bradford één van beiden vervangt. 
Bradford: “Cyril Davies zong en speelde 12 string-gitaar, Alexis Korner speelde ook gitaar. Ze deden vooral akoestische dingen, Leadbelly bijvoorbeeld. Ze deden hem echt heel goed na”.

ELEKTRISCH MET CHARLIE

En dan gaat het snel. Terwijl hij in The Roundhouse akoestisch bezig is, richt hij met enkele muziekvrienden zijn eerste echte groep op: BLUES BY SIX:
• Charlie Watts (ja, die) aan de drums; 
• Brian Knight (gtr) die eveneens bij de pre-Stones zou spelen; 
• Andy Hoogenboom of Peter Andrews (bs)
• en natuurlijk Keith Scott op de toetsen. 
• Bradford bespeelt een Supro gitaar. 

Hij heeft nog altijd een cassette liggen met onuitgegeven opnames (zie recensie op deze site) , snelle, heel jazzachtige probeersels. Blues by Six heeft absoluut niets akoestisch meer. In The Marquee speelt Bradford in diverse “interval bands”, dat zijn groepen die de pauzes van de grote sterren opvullen. Het zijn ook typisch groepjes met een wisselende samenstelling rond een vaste nucleus. Namen herinnert Bradford zich niet meer, maar één ding is zeker: de elektrische blues wint veld. 

De scene groeit gestadig en diverse tendensen worden al merkbaar. Je hebt de akoestische fanaten, zoals Korner en Davies. Je hebt de kerels die de nieuwe sound koppelen aan de Britse traditie en iets very British uit hun hoed zullen toveren, zoals Donovan, Bert Jansch of Davy Graham. En je hebt mannen als Bradford, die eigenlijk niets liever willen dan elektrische Chicago spelen. In 1960 is het daar nog ietsje te vroeg voor. 

Bradford: “Het was echt een hele kleine scène hoor toen. Hoe dan ook, ik begon meer en meer naar elektrische blues te luisteren: Bo Diddley, T-Bone, Matt Murphy, Hubert Sumlin -de gitarist van Howlin’ Wolf - of Willie Johnson. Ik weet niet meer precies hoe het kwam dat ik met Cyril Davies begon op te treden, maar hij begon zich ook voor de elektrische blues te interesseren. Ik kocht een elektrische gitaar en begon er beetje mee te rotzooien. In alle geval speelde Cyril 12 stringgitaar, hij speelde en zong heel fors, hij gaf een heel agressieve show en om boven hem uit te kunnen klinken, moest ik dus flink van jetje geven. Dat was nog voor de tijd van BB King of Freddie King hoor”.

Bradford: “Nee, wij dachten niet aan Britblues en we hadden niet de indruk dat we iets Brits met blues deden. We imiteerden toen vooral. Hoe zwarter en hoe Amerikaanser, hoe beter. We werden op allerlei vlakken door Amerika beïnvloed: de popmuziek, de cinema, de mode… Alles was Amerikaans toen. Wij groeiden in die sfeer op. Voor ons was de blues nieuwe muziek, dat had nog nooit iemand gehoord. Zwarte muziek werd trouwens niet gedraaid door witte stations in de VS, tot Sam Philips en Elvis verschenen. Dan doen de meeste bluesmuzikanten toch nog altijd, de Amerikanen nadoen? Ik ken niet zo gek veel goeie Britse blueszangers hoor en ik reken er mezelf ook niet bij. Long John Baldry is een goed voorbeeld, ook wel Georgie Fame en Tony O’Mally”.

Zowel Cyril Davis als Blues by Six evolueren. Blues by Six speelt van in den beginne (1959, 1960) al elektrisch en met gitarist Brian Knight wil ook Geoff Bradford het pad van de Chicago Blues bewandelen. 
Bradford: “Ten gronde, probeerden we Chicago blues te spelen. De uitkomst was niet bepaald Muddy Waters hoor, eerder een klank van de jaren vijftig, moeilijk te omschrijven en in geen geval de klank die we zochten, maar het klonk goed! We begonnen wel naar Muddy Waters te luisteren en we speelden natuurlijk ‘I’m Ready’, ‘I’m A Man’ en ‘Mojo’”.

Om de pioniersrol van Davies, Korner en Bradford te begrijpen, moet men zich goed realiseren dat nu platgedraaide nummers als ‘Got My Mojo Working’ toen compleet nieuw waren en Londense jongeren uit de bol gingen op die nieuwe sound. Men moet ook weten dat Bradford zijn Supro-gitaar inplugde op een kleine versterker, een groene Elpico van…10 watt!
Bradford: “Ik plaatste mijn versterkertje ter grootte van een radio altijd vooraan op het podium, zodat ze ons konden horen”.

De "interval band" (= die de pauzes opvult) van The Marquee, wellicht in 1962: gitarist Geoff Bradford op de voorgrond, een stukje van drummer Carlo Little links, een hele jonge Long John op de achtergrond rechts, Bob Wacken op de contrabas. Courtesy: Geoff Bradford. 

BIJNA EEN ROLLING STONE 

In 1962 wordt het echt druk voor Bradford: Blues by Six bestaat nog altijd en in juni vraagt ene Brian Jones hem om bij zijn groepje te komen. Dat najaar gaan Alexis Korner en Cyril Davies hun eigen weg. Nog even en Bradford kan zich ontpoppen tot de vernieuwer die Jeff Beck, Jimmy Page en Eric Clapton tot voorbeeld strekt. En Brian Jones en Keith Richards natuurlijk. 

Bradford: “Brian Jones vroeg het me in juni 1962 persoonlijk en ik heb enkele maanden met hen gerepeteerd. De groep had geen naam hoor, het was een ‘rehearsal band’. Mijn vriend Brian Knight sprong ook al eens binnen. Uiteindelijk bleek het niet mijn ding te zijn…”

Bradford ontkent dat hij wegging omdat de Stones-in-wording op bluesvlak niet zuiver genoeg waren, zoals hij ontkent invloed te hebben uitgeoefend op de muzikale opvoeding van Brian Jones. 
Bradford: “Dat heeft ie in geen geval gezegd, hij was er ook de man niet naar om zoiets te zeggen hoor. Maar ik ben niet weggegaan omdat ik zogenaamd doodserieus over blues nadacht. Ik wilde ook elektrische blues, ik wilde ook Chicago. Maar zeker toen Mick Jagger en Keith Richards er bij kwamen, klonk het meer als rock, ze waren meer een commerciële rock band”.
De pre-Stones bestonden toen uit Brian Jones, Ian Stewart (piano), Geoff Bradford, Dick Taylor (bas) en soms ook Brian Knight (zang en gitaar). Een vaste drummer was er niet en Charlie Watts speelde in diverse groepjes. Van Bill Wyman valt op dat moment nog geen spoor te bekennen…

TOPGITARIST BIJ CYRIL DAVIES

Eind 1962 gaan Korner en Davies uit elkaar. Davies wil een harde, elektrische groep om Chicago te spelen. Maar die groep heeft hij niet en dus neemt hij zomaar eventjes de hele backing band van Screaming Lord Sutch over, The Savages. Dat is ook al een hele sterke band, maar ze spelen wel rock, voor die tijd de wildste rock die je kan bedenken. 
Aan de drums zit Carlo Little, later ook nog invaller voor de prille Stones, en de hardest hitter die je je kan voorstellen. De leadgitaar is voor de klassiek geschoolde Bernie Watson. Nicky Hopkins, een groot muzikant die later ook al voor de Stones zou werken, eveneens klassiek geschoold, zat aan de piano. Rick Brown, heet de toen befaamde bassist. Naast The Savages, tikt Cyril Davies ook ene Long John Baldry op de kop als zanger. In November 1962 ziet aldus de allereerste niet-Amerikaanse, totaal blanke elektrische bluesgroep het levenslicht: CYRIL DAVIES R&B ALL STARS. Zoiets was nog nooit vertoond.
Hoe knap Bernie Watson ook was – hij zou tussen juli 1963 en april 1964 nog bij John Mayall spelen – hij bracht niet het geluid voort dat Davies zocht. Na een paar maande spreekt die Geoff Bradford aan, want dat was in Davies zijn ogen tenminste een bluesgitarist.

Bradford: “Let wel, Bernie Watson was een fantastisch gitarist en hij is nadien leraar klassieke gitaar geworden. Maar hij was een rock’n’rollgitarist en Davies wilde een bluesjongen”.

Buiten de USA, wordt Bradford op die manier de eerste elektrische bluesgitarist die lead speelt. Hij doet dat trouwens met de typisch akoestische finger picking style, wat een speciaal effect oplevert. Er is nog iets: Bradford probeert de ene gitaar na de andere uit en speelt uiteindelijk lead op een… ritmegitaar. Davies koopt een Telecaster voor Bradford die er een AC30-versterker op aansluit. 
Bradford: “De mensen kwamen me vragen waarom ik zo’n maffe gitaar als een Telecaster gebruikte. Die is voor ritmegitaar bedoeld, zo zeiden ze, voor de leadpartijen moet je een Gibson of een Stratocaster hebben.” 

Bradford: “Men mag zeggen wat men wil, maar de R&B All Stars waren de eerste en toen simpelweg de enige groep die elektrische blues speelde. En de single ‘Sweet Mary’ (uit 1963) is bij mijn weten ook de eerste echte elektrische bluessingle die in het Verenigd Koninkrijk is uitgebracht”.

VOORLOPIG EINDE

Het bobijntje van Bradford loopt af. Hij is platzak, gedesillusioneerd, werkloos. De dokter beveelt hem te stoppen met spelen. Net op dat moment wordt hem een baan aangeboden in de begeleidingsgroep van…Johnny Hallyday. En rond die tijd belt ook John Mayall, die een nieuwe Bluesbreaker nodig heeft. Bradford moet beide aanbiedingen laten schieten. 

In 1965 ziet het er inderdaad slecht uit. De man die toen al voor zijn innovatief spel werd geprezen, is vooral een ex, een man van gemiste kansen. Het embryonale groepje van Brian Jones (ondertussen met Charlie Watts!) behoort in 1965 tot de top. Tientallen Britse artiesten oogsten succes dankzij de blues boom, mede ingezet door Bradford: Pretty Things, Animals, Spencer Davis, Yardbirds… Hallyday wordt Frankrijks grootste rockartiest ooit. John Mayall blijft potten breken en alle leadgitaristen die toentertijd bij hem de dienst uitmaakten worden sterren (Peter Green, Mick Taylor, Eric Clapton). Bradford is dan al eenendertig, een ouwe dus, en de snaken die naar hem opkeken en tien jaar jonger zijn, beginnen door te breken (Eric Clapton, Jeff Beck) of werken alvast als duurbetaalde sessiemuzikant vooraleer de wereld te veroveren (Jimmy Page, Nicky Hopkins). Long John Baldry wordt een paar jaar later een crooner en scoort een monsterhit met “Let the Heartaches Begin”. Lord Sutch verandert van muzikanten als van sokken, maar trekt nog altijd volle zalen. Sommigen verdwijnen op de achtergrond, maar blijven aan de bak komen, zoals drummer Carlo Little. Alexis Korner, al lang uit dit verhaal verdwenen, wordt de peetvader van de Britse blues. 

Bradford echter kijkt toe vanop de zijlijn. Maar niet alleen. Zijn ouwe maats Keith Scott (piano) en Brian Knight (zanger-gitarist) vallen ook uit de boot. Cyril Davies is zelfs dood, dus het kan nog erger.
Bradford verdwijnt, maar staat een decennium later weer op als solo-artiest. 

 

EXTRAATJE: EEN LONG PLAYING MET LONG JOHN

zie recensie in dezelfde rubriek 

De groep van Cyril Davies is een succes, Bradford een gevierd gitarist. Eind 1963 echter overlijdt Davies onverwacht. Voorzanger Baldry neemt de groep over en doopt ze om tot “LONG JOHN BALDRY AND THE HOOCHIE COOCHIE MEN”. 
Carlo Little en Rick Brown worden opnieuw Savages bij hun ouwe baas, Lord Sutch. Nicky Hopkins wordt ernstig ziek… Dat kan het succes niet deren: Baldry neemt de schuchtere harmonicaspeler en debuterend zanger Rod Stewart aan als tweede stem. En hij behoudt stergitarist Bradford.

Cyril Davies mag dan de eerste Britse elektrische bluessingle hebben uitgebracht, veel opnames zijn van hem niet bewaard gebleven. Zo komt het dat zijn opvolger, Long John Baldry’s groep, in 1963 de eerste Britse elektrische blues LP opneemt. In 1964 verschijnt de LP “LONG JOHN’S BLUES”. Jammer genoeg doet de groep het niet langer zo goed. Bradford, die tot op heden veel respect opbrengt voor de artiest Baldry, noemt diens nonchalante management als oorzaak. Bradford had vrouw en kind, er moest brood op de plank komen. In het jaar dat die baanbrekende LP verschijnt, valt de groep uiteen. 
Bradford richt de ORIGINAL ALL STARS op, een groep die meer jazzy klinkt. Bassist Cliff Barton gaat mee en ouwe vriend Brian Knight verschijnt weer ten tonele
Bradford: “We speelden meer bluesjazz, spullen uit de jaren ’50 en de prille jaren zestig. Je weet wel, Horace Silver, Art Blakey, liedjes als ‘Sister Sadie’ of ‘Blues March’. De groep telde ook twee blazers, Al Gay en Trevor Watts. Vreemd genoeg was het publiek er niet klaar voor en de groep haalde het niet. Toen belde Baldry met de vraag of ik weer bij zijn groep wilde spelen. Dat bleek ondertussen een jazzgroep te zijn en dus paste ik me maar aan. Ook dat verhaal duurde echter niet lang”.

MEER INFO:

Geoff's site: http://www.geoff-bradford.co.uk 

http://www.cyrildavies.com/Bradford.html

NOOT 
Dit artikel, inclusief de recensies en de discografie, verscheen in het nr. 5/2004 van toenmalig webzine Keys and Chords, nu muziekwebsite www.keysandchords.com

De reeks VOETNOTEN bij THE ROLLING STONES verscheen eerst in www.keysandchords.com en bestaat uit de volgende delen, die je ook op deze site kan vinden:

Deel 1: Geoff Bradford: Pionier van de elektrische bluesgitaar, Keys and Chords nr. 5/2004 (zie de rubriek "Rolling Stones" in deze website). 

Deel 2: Geoff Bradford: De akoestische virtuoos, Keys and Chords nr. 7/2004

Deel 3: Drummer Carlo Little: snel, hard en luid, Keys and Chords nr. 8/2004

Deel 4: Drummer Carlo Little: Never Stop Rockin’, Keys and Chords nr. 10/2004

Deel 5: Brian Knight, UK Blues Godfather, Keys and Chords, nr.  04/2006.

Deel 6: Mick Avory (Keys and Chords, juni 2007)