GEOFF BRADFORD: De akoestische virtuoos

GELEGENHEIDSGROEPJES

In deze serie belichten we artiesten die een kortstondige of occasionele rol speelden in het ontstaan van The Rolling Stones. Toen The Rolling Stones in hun definitieve bezetting met Jones, Jagger, Richards, Wyman en Watts in juni 1963 een hitje scoorden, hadden een hele rij zangers, gitaristen, drummers en bassisten hun steentje (sic) bijgedragen tot de vorming en het geluid van ’s werelds eerste commerciële blanke bluesgroep. 
Na enkele optredens met Alexis Korner’s Blues Incorporated, achtte bluesfanaat en slidegitarist Brian Jones in mei 1962 de tijd rijp om zijn eigen band te vormen. In november 1961 hadden Mick Jagger en Keith Richards ook een groepje gevormd, maar Little Boy Blue and the Blue Boys hadden veeleer Chuck Berry en Jimmy Reed voor ogen. Op 12 juli 1962 treden Jones, Jagger en Richards voor het eerst samen op in het publiek. Die dag valt de naam The Rollin’ Stones voor de eerste keer. Dit is het verhaal van de voetnoten in de Stones-story. Sommigen werden alsnog bekend, velen haalden de spotlights nooit en anderen zijn allang vergeten.

Hoewel hij occasioneel nog wel van een groep deel uitmaakte en al eens elektrisch durfde gaan, heeft Bradford sinds 1976 in hoofdzaak een akoestische solocarrière uitgebouwd. Met de Stones heeft hij nooit meer contact gehad, maar toch willen we u de latere verdiensten van deze artiest niet onthouden. Bradford is een virtuoos gitarist die thuis is in het brede veld van de Amerikaanse muziek dat bestreken wordt door boogie woogie, ragtime, jazz en blues. Bradford componeert ook op zijn dooie gemak in die stijlen, liefst in een mix ervan. Tot slot, beschikt hij over een aangename, warme stem die feilloos de ritmes en de snelheden van de instrumenten volgt. In één woord: een natuurtalent.  

Geoff Bradford: “Na de periode met Long John Baldry (zie deel 1 – red.), ging ik opnieuw akoestisch spelen. In de tweede helft van de jaren zestig speelde ik in de  “Gin Bottle Four”, een jug band  met  Brian Knight (stem, gtr), Mick Bartlett (jug) en Roger Chruchyard (viool). Jug is natuurlijk niets nieuws, het is gewoon een genre dat me interesseerde. In 1969 maakte ik met die groep opnames in de privé-studio van Ron Geesin, de man die een tijdje met Pink Floyd werkte”.  

Meer dan een demo werd het niet en de onuitgegeven opnames liggen nog altijd bij Bradford thuis. We recenseren ze  hier exclusief voor Keys and Chords! Toch kan bij de Chicago-blues niet echt laten. Voor Capital Radio vormt hij in 1975-76 een gelegenheidstrio met – alweer – Brian Knight (slide, stem, harmonica) en zijn ouwe maat John Joyce (12 string, mandoline). Ook deze opnames blijven onuitgegeven en worden hier exclusief gerecenseerd! Trouwens: John Joyce overleed onverwacht in februari van dit jaar. Hij had John Beecher van Rollercoaster Records net laten weten dat hij nog meer onuitgegeven sessies van Capital Radio had teruggevonden, o.m. met Alexis Korner. 

Bradford: “We kwamen daar toe rond elf uur ’s avonds en deden de sessies live in het midden van de nacht. Dat waren programma’s voor hotelportiers, verpleegsters, taxichauffeurs en  allerlei andere mensen die ’s nachts werken”. 

NIEUW: DE ZANGER-COMPONIST

In 1976 dan, maakt Bradford zijn officiële comeback met de akoestische LP “The Right String”.  Hij speelt twee nieuwe rollen: die van componist en die van zanger. In combinatie met zijn meesterschap als gitarist, trekt hij alle registers open: melodieuze folkblues à la Mississippi John Hurt, ragtime, boogie, swing. Gezongen of puur instrumentaal. Een klassieker als “Ain’t Superstitious” zet hij helemaal naar zijn hand. Zijn stem klinkt  heel blank, heel Europees zelfs, maar past wonderwel bij het geheel. “Niet mijn beste plaat” luidt Bradfords commentaar wanneer ik samen met hem die LP in zijn oeuvre probeer te plaatsen. Tja. Ook over zijn eigen stijl blijft hij bescheiden. Wanneer hij me naar het metrostation terugbrengt, zegt hij plots: “Je eigen stijl, dat is waartoe je in staat bent. Het is de optelsom van je trial  and error. Bovendien heb ik mezelf leren spelen. Als je het uit een boek leert, komt er iets mechanisch bij kijken. My style is the way I play, I don’t do it like anyone else”. En zijn finger pickin’ style die hij ook op de elektrische gitaar placht toe te passen met een vreemd, geheel eigen geluid als gevolg, relativeert hij nog sterker: “Dat komt omdat ik geen plectrums gebruik. Ik laat ze altijd vallen”. 

Drie jaar later keert hij met “Rockin’ the Blues” terug naar zijn eerste liefde: de jazz. Het is nog wel een solowerkstuk, maar Bradford laat zich omringen door een vijfkoppige band met de piano van Ian Armit en de tenorsaxen van Tom Brown en Art Themen in de hoofdrol. 

Bradford: “Blues met een jazzverpakking is altijd mijn ding geweest”. En dat ding krijgen we hier in overvloed. Eigen composities ontbreken dit keer. Bradford vertrouwt ons nog meer bevreemdende commentaar toe: “We gingen de studio in, zetten de tapes aan en begonnen te spelen. We repeteerden niet. Ik speel eigenlijk geen blues op deze LP, het is gewoon één lange jam. In één dag stond alles op tape”.

Ook deze plaat wordt onterecht over het hoofd gezien. Nochtans: op “Drop Down Mama” van Sleepy John Estes, zet hij zware funk neer, een “rumble” die van hoog naar laag glijdt. Op  “That T-Bone Thing” is hij T-Bone zelve waardig en op “St. Thomas” horen we een jazzgitaar die veel “echte” jazzgitaristen het nakijken geeft. Het platenkopende publiek lustte er echter geen papa van. 

SWING THAT LOUNGE

Het zal tot 1986 duren vooraleer Bradford nog iets van zich laat horen. Van de muziek leeft hij allang niet meer: de man die om de haverklap de hemel wordt in geprezen, verdient opnieuw zijn brood als drukker-graficus. Wanneer hij in 1986 het album “Magnolia” uitbrengt, wordt hij nog eens opgevoerd als de “vernieuwer” die “zich opnieuw aan het bevestigen is als één van ’s lands meest getalenteerde en veelzijdigste gitaristen”.  Maar de plaat verkoopt niet en de zoveelste come-back blijft uit. Het is naar mijn smaak ook de zwakste plaat uit zijn oeuvre: de producer drong allerlei “modern” materiaal op, die aan de essentie en het talent van Bradford voorbijging. Toch spreekt Bradford zelf er genuanceerd over.

Bradford: “Het grootste deel van de nummers was niet mijn keuze, maar die van de producer. Ik zou er nooit aan gedacht hebben om nummers zoals ‘Maggie’s Farm’ of ‘Rockin’ Pneumonia’ op te nemen. Dat zou nooit bij me zijn opgekomen. Misschien was dat een goede zaak, zo doe je eens iets anders”. 

Omdat Bradford een rasmuzikant met een brede interesse is, kan hij het niet laten nu en dan eens iets anders uit te proberen. Terwijl Christabel Records zelfs promodrukwerk uitgeeft om “Magnolia” aan de andere kant van de toonbank te krijgen, richt Bradford een groepje op dat …soft jazz speelt: Geoff Bradford trekt op 18 april 1986 de studio in met de nobele onbekenden Carmen Manley (stem), Gary Atkinson (drms) en Russ Kitto (bas). Het resultaat is beschaafde, swingende jazz met een hoog loungegehalte. En met – ook hier – een schitterende Bradford op gitaar. Deze opname – die hier exclusief wordt gerecenseerd - blijft eveneens onuitgegeven en is één van Bradfords best bewaarde geheimen! 

Hij wordt in 1989 opgevoerd in de documentaire “Living with the Blues” (voor de Brtise tv-zender Channel Four), maar het wordt een bittere ervaring. Honoraria kwamen er niet bij te pas. Bradford: “De documentaire werd uitgezonden na middernacht, na een film van Wim Wenders. Nu, dan kan je al raden hoeveel mensen er nog kijken”. Het is nochtans een interessant document, omdat Bradford voor het eerst sinds lang weer elektrische gitaar speelt. En hoé! De muziek vind je terug op de CD “Blues Britannia”.

LEGENDE

Zijn vierde soloplaat is meteen zijn eerste en vooralsnog enige CD: “Return of a Guitar Legend”. In hetzelfde jaar (1995) verschijnt ook de koopvideo “Masters of the British Guitar”, waarin heel wat aandacht naar Bradford uitgaat, maar geen van beide producten breekt potten.

Brafrord: ”De plaat verkocht niet, ik heb welgeteld één recensie gelezen. Met zo’n titel moet je natuurlijk opletten. Julian Bream is een guitar master of John McLauglin, maar niet ik. Dat is zo overroepen dat je kritiek krijgt”. 

Naar mijn mening, biedt Bradford (die toen al 60 was) wel degelijk waar voor je geld. Hoewel het alweer een akoestische plaat is geworden, gaat hij zowel vocaal als instrumentaal redelijk agressief te keer. De snaren zien echt af. Ik probeer me elektrische versies voor de geest te halen en moet dan onwillekeurig terugdenken aan die eerste LP met Long John Baldry. Is de cirkel rond? Gevraagd naar enige evolutie in zijn werk, antwoordt Bradford: “Niet echt nee, ik denk dat ik eigenlijk altijd dezelfde plaat maak. Je  kan van mij niet zeggen: ‘hij is hier begonnen en is bij avant-garde geëindigd’, dat zou gewoon niet waar zijn”.

We luisteren samen naar de onuitgegeven demo van zijn jazz trio uit 1986. Ik wijs op het pure jazzgehalte en vraag of hij uiteindelijk jazz boven blues verkiest. Bradford:  “A bit of this, a bit of that”. Jazzy swing gitaar is wat ik het liefste doe, maar je moet de geschikte mensen vinden. Carmen was anders wel een ‘nice little singer’.” 

Wanneer de swingende versie van “Big Boss Man” weerklinkt, mijmert hij: “That’s definitely the best for me”. 

Bradford: “Ik zou nog wel een plaat willen maken, maar dan op mijn eigen tempo, zonder chronometer in mijn rug. Het zou een akoestisch album worden; ik heb nog heel wat gitaren liggen, hoewel ik onlangs mijn National verkocht heb”. 

Het laatste woord is aan zijn goede vriend Ralph McTell: “They don’t come finer or with more integrity than Geoff”.

Meer info:  http://www.geoff-bradford.co.uk 

Text & photo © Eddy Bonte. Redactie 11sept2009 

Eerste publicatie in Keys and Chords 7/2004, www.keysandchords.com 

De reeks VOETNOTEN bij THE ROLLING STONES verscheen eerst in www.keysandchords.com. ALLe delen staan nu ook op deze site: 

Deel 1: Geoff Bradford: Pionier van de elektrische bluesgitaar, Keys and Chords nr. 5/2004 (zie de rubriek "Rolling Stones" in deze website). 

Deel 2: Geoff Bradford: De akoestische virtuoos, Keys and Chords nr. 7/2004

Deel 3: Drummer Carlo Little: snel, hard en luid, Keys and Chords nr. 8/2004

Deel 4: Drummer Carlo Little: Never Stop Rockin’, Keys and Chords nr. 10/2004

Deel 5: Brian Knight, UK Blues Godfather, Keys and Chords, nr.  04/2006.

Deel 6: Mick Avory (Keys and Chords, juni 2007)