CARLO LITTLE: SAVAGE MAN... HET VERHAAL

Carlo Little: the drummer the Stones really wanted, but couldn't afford...

Op 12 januari 2009 verschijnt eindelijk NEVER STOP ROCKIN', de solo-cd die Carlo opnam een paar haar voor zijn overlijden, bij Angel Air Records www.angelair.co.uk

Iris Little, Carlo's weduwe, scheef 
"Hello Eddy.   I hope you are well.   I thought you might like to know, that at last I have a release date on Carlo's C.D "Never Stop Rockin".   It's being released  worldwide on the 12th January 2009 by Angel Air Records SJPCD283. There are 9 tracks.   All Over Now Mystery Train Born In The Country Midnight Special Mississippi Iko, Iko Country Line Special Chicago Calling Never Stop Rockin   Carlo would have been so proud to have his own C.D out there after all these years, I only wish he had lived long enough to have seen it.     Kindest Regards Iris"
(e-mail 11Oct2008)

Eind 1962 beginnen The Rollin’ Stones (let op de spelling) een beetje naam te krijgen in de Londense bluesmicrokosmos. In januari 1963 mogen ze in de toenmalige R&B-tempel, The Marquee, zelfs een maand lang optreden als “interval band” voor de Cyril Davies R&B All Stars, wat betekent dat ze de pauzes opvullen.

Maar in december 1962 zitten de Stones-in-wording met een levensgroot probleem: ze hebben geen vaste drummer. Brian Jones, die eerder al Geoff Bradford op de kop had weten te tikken als lead gitarist, heeft nu zijn oog laten vallen op de hardest hitting drummer in the land: Carlo Little. Carlo Little vindt de jongens best sympathiek, maar hij is nu eenmaal de bekendste en best betaalde rock’n’roll-drummer van het land. Hij leeft van zijn muziek en kan dus onmogelijk genoegen nemen met de gage die de arme Jones hem kan bieden.

Carlo Little: “Ik was al jaren professioneel. Ik verdiende twintig pond per week en Brian Jones kon me er twee per maand bieden (lacht). Maar goed, ik ging ermee akkoord om voor hen te spelen als ik vrij was. Dat deed ik verschillende keren in december 1962 en januari 1963. Eerst viel ik een paar keer in en dan nog een paar keer, tot Brian Jones me vroeg om hun permanente drummer te worden. Maar, zoals gezegd, kon ik dat niet doen. Ik ried hen toen aan contact op te nemen met Charlie Watts”.

-De waardering van de jonge Stones voor Little zou echter blijven: op 23 april 1963 kon Charlie Watts een opname voor de BBC-radio niet halen en dus belde Brian Jones opnieuw naar Carlo. Het was de laatste keer dat Little optrad als een Rollin’ Stone. Toen de inmiddels bekende Stones het een jaar later (15 april 1964) voor een live-optreden zonder Charlie Watts moesten stellen, ging er meteen een telefoontje richting Little. Dit keer echter was onze man op tournee; stand-in Stone werd Mickey Waller, die later zou optrekken met The Jeff Beck Group en Rod Stewart.

De rol van Carlo Little bij de Stones was uiteindelijk dus zeer beperkt. Meer dan een invaller was hij nooit, maar hij was welde drummer die Brian Jones echt had gewild. Maar wie is Carlo Little?


WILDEMAN

Carlo Little (geb. Carl O'Neil, 17 december 1938 – 6 augustus 2005) droomde er als kind al van om drummer te worden en die droom komt ook uit. Als teenager interesseert hij zich achtereenvolgens voor jazz (Ted Heath, Chris Barber), skiffle (Lonnie Donegan) en rock and roll (Elvis, Little Richard), met een kleine afwijking richting R&B (Chuck Berry). Het gekende verhaal. Op zijn zestiende koopt hij zijn eerste drumstel. Hij leert de stiel bij lokale onbekenden als Derek Addison’s Rhythm Katz. Tijdens zijn legerdienst (1958-60) krijgt hij al de tijd om zijn kunsten te perfectioneren, want hij schopt het er tot “leading tipper”, hoofddrummer zeg maar. Wanneer hij in februari 1960 afzwaait, weet de ondertussen 21-jarige Carlo dat hij professioneel muzikant zal worden. Kort daarna loopt hij ene David Sutch tegen het lijf: deze excentriekeling droeg toen een jas van kameelhaar, zette een bril zonder glazen op en had haar tot op zijn schouders. Sutch was bovenal een muziekfanaat. Hij hield van luide, harde, compromisloze rock and roll. Carlo Little en David Sutch trommelen wat vrienden bijeen, allemaal pubers: de klassiek opgeleide pianist Nicky Hopkins (16 jaar), de klassiek gevormde gitarist Bernie Watson (16 jaar) en de 15-jarige gitarist-bassist Rick Brown (aka Rick Fenson). In het voorjaar van1960 ontstaat zo de wildste rockgroep van het Verenigd Koninkrijk en omstreken, de verre voorloper van  metal: Screaming Lord Sutch and the Savages. Een hit scoren ze nooit, volle zalen trekken ze altijd. En dat keiharde geluid hadden ze in hoge mate te danken aan drummer Carlo Little. Hij was luid, hard en wild. Hij was de luidste, de hardste en de wildste. Hij was een voorbeeld voor elke adolescent die rockdrummer wilde worden. “Een kanon”, “een bom”, “the hardest hitting drummer”, zijn enkele omschrijvingen van Little’s stijl en geluid. Het geluid van Keith Moon (The Who) komt niet uit de lucht gevallen: als snotaap kreeg hij zijn eerste drumlessen van…Little.


BLUESMAN

The Savages vallen op een bepaald ogenblik uiteen en Cyril Davies, die net zijn samenwerking met Alexis Korner heeft opgezegd (zie deel 1), ziet zijn kans schoon: hij rekruteert de vier Savages als zijn nieuwe begeleidingsgroep. Een fantastische zet, want Carlo Little, Rick Brown, Nicky Hopkins en Bernie Watson behoren ondertussen tot de origineelste rockmuzikanten van het land. Op die manier wordt einde 1962 de eerste niet-Amerikaanse elektrische bluesgroep geboren, Cyril Davies & The R&B All Stars . Carlo Little heeft de nodige affiniteit met de blues, want hij houdt van Chuck Berry, Muddy Waters en Howlin’ Wolf.

Hij vindt er niet echt zijn draai, omdat Davies de bluespurist uithangt en niet wil weten van een geluid dat een beetje harder of meer uptempo klinkt. Little krijgt nog gedaan dat er een loeiende versie van Ray Charles’ “What’d I Say” wordt opgevoerd, maar verder gaan de toegevingen niet. Carlo keert terug naar Lord Sutch. Hij zou er blijven tot mei 1964, toen Sutch & Co muzikaal werden voorbijgestoken door de nieuwe rock- en R&B-sterren, zoals…The Rolling Stones, The Who, The Yardbirds, The Kinks, Spencer Davis et tutti quanti.  In juni 1964 zocht Little nog even zijn heil bij Long John Baldry & The Hoochie Coochie Men, de opvolger van Cyril Davies R&B All Stars, maar dat liedje was na de zomer ook uit. Carlo Little zou vanaf dan een veel gevraagd sessiemuzikant en freelance drummer worden. Ondertussen veroverden The Rolling Stones, nu compleet met drummer Charlie Watts, Europa en de States.

In 1998 werd zijn Stones-verleden voor het eerst in vijfendertig jaar weer bovengehaald en sindsdien mag Little op heel wat persbelangstelling rekenen. Hij ontmoette opnieuw de Stones en zijn 60ste verjaardag werd een all stars-evenement.

Niet zo lang terug, verliet Little zijn geliefde geboorteplaats Wembley om met zijn jeugdliefde en echtgenote Iris te verhuizen naar het noorden. Anno 2004 Carlo Little (ondertussen 63) herstelt hij van kanker. Bij hem thuis ligt een demo-opname van de gelegenheidsformatie die hij een paar jaar terug oprichtte: The Carlo Little All Stars met bijdragen van Jeff Beck, Ron Wood, Art Wood, Long John Baldry en ex-Procol Harum Matthew Fisher. Zie onze recensie hierover. Op 6 augustus 2005 verliest Carlo de strijd tegen keelkanker. Zijn plaat wordt in 2009 uitgebracht door Angel Air.


SESSION MAN

Vanaf 1967 speelt Carlo Little voor iedereen die hem een behoorlijke job kan bezorgt.

Toch blijft hij trouw aan een paar reïncarnaties van Lord Sutch & the Savages. In 1966 speelt hij er met Nick Simper, een toekomstig lid van Deep Purple. In Lord Sutch & The Roman Empire (1967) deelt hij de scène met o.m.Matthew Fisher (Procol Harum) en Richie Blackmore (later bekend van Deep Purple). Hij toert ook met Neil Christian & the Crusaders, die een hit scoorden met “That’s Nice”.  Een piepjonge Jimmy Page speelt er lead. Later zou Little als sessiemuzikant optreden voor diezelfde Page, in die tijd zelf studiomuzikant en producer.

Wie Little’s stijl kent, trekt rare ogen als hij op het lijstje ook The Flowerpot Men ziet staan. Zij scoorden in 1967 met de flower power-persiflage “Let’s Go to San Francisco”. Hoe kwam Little bij hen terecht?

Little: “Als professioneel drummer ging je waar er werk was. Dus aanvaardde ik het aanbod van The Flower Pot Men. Het was vervelend, maar gemakkelijk. En het verdiende goed. The Flower Pot Men waren vier close harmony-zangers en twee liedjesschrijvers, Carter en Lewis.Toen ze met “Let’s Go to San Francisco”  bij toeval in de hitparade belandden, hadden ze een begeleidingsgroep nodig om live te kunnen optreden. We waren zes dagen per week onderweg, het was cabaret, een harmony act van veertig-vijftig minuten. Het had niks met rock and roll van doen, maar ze waren goed in hun genre. Ze waren een soort Brits equivalent van The Four Seasons of The Manhattan Transfer. We deden nummers als “Let’s Hang On” (ook van The Four Seasons), “California Dreamin’” (Mamas and Papas), maar ook “I Who Have Nothing” van Shirley Bassey en zelfs “Mrs Robinson”! Ze deden het op hun manier en dat zat snor!”.  Trouwens, tijdens die tournee maakte hij kennis met ene Iris King, met wie hij zes maand later huwde. Carlo en Iris zijn nog altijd samen.

Toen was het vet van de soep én moest Little voor zijn gezin zorgen. Tussendoor zette hij toch nog een paar groepjes op, zoals Hurricane, waarvan ook Matthew Fisher (Procol Harum) en Freddie “Fingers” Lee deel van uitmaakten. Een van zijn vrienden was Nick Simper (Deep Purple), met wie hij zowel een groentehandel als de pub band Flying Fox (1977) opstartte. Met Florida Sun (1985) nam Carlo een LP op met nummers van zijn vriend Ron Harwood, die  de million seller “You Drive Me Crazy” had geschreven voor Shakey Stevens. De ultieme poging luidde naar de naam Bandana.

Na al die mislukkingen, gooide Little de handdoek in de ring. Hij verliet de muziekwereld en werd opnieuw zelfstandige. Toch zou hij nog één plaat maken: “Never Stop Rockin’”.

 

Meer info

Op www.carlolittle.com kan je Carlo Little’s levensverhaal lezen: “Confessions Of A Sixties Drummer”, is een zakelijk en boeiend relaas van Carlo’s leven als muzikant en kostwinner. Het is een eerlijk verhaal, ontdaan van alle sterallures. Je komt er dus ook te weten hoe Little de kost moest verdienen als kleine zelfstandige en ongeschoold werkman. Het boek is netjes onderverdeeld in chronologische hoofdstukken, rijkelijk versierd met foto’s uit het familiearchief en voorzien van muziekjes. De vele links bieden een passende muzikale, discografische, maatschappelijke en culturele context, zodat je Little in zijn tijd weet te plaatsen en te waarderen.

In Pete Frame’s “Rock Family Trees” (Omnibus) vind je alles over de vele bezettingen van Screaming Lord Sutch and The Savages, maar ook over de vele groepen en artiesten die eraan vast hingen of eruit voortvloeiden, bijv. Deep Purple (Richie Blackmore), Procol Harum (Matthew Fisher), Brian Auger, Georgie Fame (Rick Brown), John Mayall (Bernie Watson), Jeff Beck Group (Mickey Waller).

Carlo Little gaf drumles aan Keith Moon, later van The Who. Die periode wordt uitvoerig uit de doeken gedaan in het boek van Tony Fletcher: “Dear Boy: The Life of Keith Moon”.

© Eddy Bonte. Eerste publicatie in www.keysandschords.com nr. 8/2004

De reeks VOETNOTEN bij THE ROLLING STONES verscheen eerst in www.keysandchords.com en bestaat uit de volgende delen, die je ook op deze site kan vinden:

Deel 1: Geoff Bradford: Pionier van de elektrische bluesgitaar, Keys and Chords nr. 5/2004 (zie de rubriek "Rolling Stones" in deze website).

Deel 2: Geoff Bradford: De akoestische virtuoos, Keys and Chords nr. 7/2004

Deel 3: Drummer Carlo Little: snel, hard en luid, Keys and Chords nr. 8/2004

Deel 4: Drummer Carlo Little: Never Stop Rockin’, Keys and Chords nr. 10/2004

Deel 5: Brian Knight, UK Blues Godfather, Keys and Chords, nr.  04/2006.

Deel 6: Mick Avory (Keys and Chords, juni 2007)