CARLO LITTLE CD: NEVER STOP ROCKIN'

In 2004 had Rolling Stones-invaller Carlo Little een eigen cd klaar: Never Stop Rockin'. Carlo stuurde me een demo-versie (zie verder) die ik recenseerde voor Keys and Chords en It's Only Rock and Roll. Toen werd hij geveld door kanker en viel het project sti, maar Angel Air Records bracht op 12 januari 2009 een geremasterde en afgeslankte versie uit. Een recensie.

Wat voorafging

Nadat in 1998 bekend werd dat de hotdogverkoper aan het Wembley Stadium waar de Stones optraden, ooit een paar keer voor die Stones de trommelstokken had gehanteerd en als drummer van The Cyril Davies All Stars mee aan de basis lag van de Britse bluesboom, richtte Carlo Little  in 1999 opnieuw een groep op: The Carlo Little All Stars. In 2002 kwamen er heuse studio-opnames van, veertien in totaal, met twee verschillende bezettingen. Ondanks het indrukwekkende gastenboek – Ron Wood, Long John Baldry en een originele Yardbird-gitarist bijvoorbeeld -  was geen enkele platenfirma geïnteresseerd.  Carlo overleed in 2005, maar zijn weduwe, Iris, overhaalde uiteindelijk Angel Air Records om “Never Stop Rockin’” uit te brengen.


DE ORIGINELE "ALL STARS"

Het bijzondere aan deze plaat is dubbel. Vooreerst de carrière van Carlo Little zelf. Voor hij bij Cyril Davies tekende, was Little  de drummer van de ongeëvenaarde Screaming Lord Sutch & The Savages en gold hij als de luidste en hardste drummer van toen – geheel in lijn met het groepsgeluid. Carlo was een “drummer”s drummer” en gaf een piepjonge Keith Moon zijn eerste lessen. Ook hielp hij een paar keer de beginnende Stones uit de brand.

De tweede reden is historisch: Carlo Little is er in geslaagd een deel van de The Cyril Davies R&B All Stars uit 1962 weer samen te brengen. Vergeten we niet dat de Cyril Davies All Stars in 1962 de eerste elektrische bluesgroep was buiten de States!  Om te beginnen, is de originele ritmesectie van Carlo en bassist Rick Brown weer compleet. Maar ook All Stars-zanger Long John Baldry is present. Kortom, Little bracht alles in stelling om het geluid van de Cyril Davies R&B All Stars uit 1963-64 opnieuw tot leven te wekken. Hoe klinkt dat anno 2008?


CHICAGO RULES

De overige acht nummers moeten de sfeer ano 1962 van de Cyril Davies All Stars oproepen en dat wordt dus vooralChicago Blues zonder toegevingen. Zoals Davies het zag. En die poging is goed geslaagd.

De hoofdaandacht moet uitgaan naar “Country Line Special”, indertijd het lijflied van Cyril Davies en een van de weinige nummers die hij ooit op plaat zette. Welnu, het nummer rolt en dendert effectief als een sneltrein. Eddie Armor speelt een schitterende partij op mondharmonica en gaat Davies achterna. Ron Wood is present op gitaar, Matthew Fisher op de stormende piano.

Ook de andere bluesnummers worden netjes binnen de oude Chicago-omheining gehouden: “Midnight Special” en "Chicago Calling” (twee keer Art Wood op stem) vallen niet echt op, maar  “Mystery Train” springt er dan weer uit  door die koolschoppenstem van Baldry en die unieke howlin’ with wolves-gitaar. Wiens gitaar? Een publiek geheim, maar tijdens onze contacten maakte Carlo er geen geheim van dat het J de Yardbird is.


VERRASSINGEN

En dan zijn er de verrassingen. “Iko Iko” met Long John als zanger heeft niet veel met blues van doen, maar klinkt wel goed. “Born in the Country”, nog een compositie van Carlo Little, is een aangename midtempo blues met veel harmonica. Nog zo’n uitschieter is “It’s All Over Now”, eigenlijk van de Bobby Womack, maar in het collectieve geheugen gegrift dankzij de Stones. Hier krijgen we een lichte, popachtige versie met J the Yardbird als toemaatje.

Ook de moeite waard is “Mississippi”, geschreven door zanger Alex Chanter. Het nummer doet wel aan CCR denken, maar mag er dankzij Chanters doorgroefde stemmenwerk best zijn.

Het is al met al een aangename plaat, ook een wat vreemde plaat anno 2009. Carlo breekt geen potten – hij noemde zichzelf tijdens ons gesprek “een beetje ouwerwets”  - maar levert een eerlijk en oprecht product af dat evenmin mankementen vertoont. Integendeel, enkele nobele onbekenden, zoals Alex Chanter en Eddie Armer, mogen best wat meer applaus krijgen. Bovendien komen de fans van J the Yardbird, Ron Wood en Long John Baldry zeker aan hun trekken. Het zal ook zowat de laatste opname van Art Wood geweest zijn, rons broer en ook R&B-pionier. Naast Carlo, zijn ondertussen ook Art en Long John overleden.

Eddy Bonte (red. 15012009) , text and photos all rights reserved.

Referentie: Carlo LIttle All Stars: Never Stop Rockin’. Angel Air Records, SJPCD283, www.angelair.co.uk

Het levensverhaal van Carlo LIttle vind je op www.carlolittle.com

De nucleus bestaat uit Carlo Little (drums), Rick Brown (bas), Eddie Armer (harmonica), Alex Chanter (gitaar, zang) en Geraint Watkins (piano).

Gasten zijn Long John Baldry (zang), Ron Wood (gtr), Art Wood (zang), Matthew Fisher (piano), Johnny Casanova (piano), J. the Yardbird (gtr). Achtergrondstemmen: The Chanter Sisters.

Acknowledgments: sincere thanks to Iris Little and www.angelair.co.uk.

 

Hoesfoto van Never Stop Rockin', release op 12 januari 2009 door Angel Air Records, www.angelair.co.uk.

HIERNA VOLGT DE RECENSIE VAN DE DEMOVERSIE

EXCLUSIEF: RECENSIE VAN ONTUITGEGEVEN CD-ALBUM

Dit is de recensie van de DEMO-versie van NEVER STOP ROCKIN' die Carlo me opstuurde. Kort nadat het medisch verdict was gevallen,stond Carlo me exclusief te woord om het project toe te lichten. Ten dode opgeschreven, maar moedig en vriendelijk zoals altijd.

Het gastlijstje oogt indrukwekkend (Long John Baldry, Ron Wood, Matthew Fischer, Art Wood ) en bovendien is Carlo Little erin geslaagd een deel van de The Cyril Davies R&B All Stars weer samen te brengen - veertig jaar na datum. Drummer Carlo Little kon bassist Rick Brown probleemloos overhalen, zodat de originele ritmesectie van de R&B All Stars present is. Op vier van de veertien nummers neemt Long John B-aldry de vocalen waar en laat dat nu toch wel de zanger geweest zijn van… diezelfde R&B All Stars! Kortom, Little bracht alles in stelling om het geluid van de Cyril Davies R&B All Stars uit 1963-64 tot leven te wekken. Hoe klinkt dat anno 2004?


deel 1: fifties rock

Muzikaal gezien, valt de cd in twee grote delen uiteen: fifties rock’n’roll en klassieke Chicago blues. Maar Cyriel Davies speelde toch geen rock’n’roll?

Carlo Little: “Nee, dat was voor hem heiligschennis. Ik had er nu en dan eens graag een mep op gegeven, maar dat kon dus niet. Maar dit is mijn project en ik ben een rock’n’roller en een rock and roll-drummer.”

Little manifesteert zich hier voor het eerst als componist, ook al zijn “Ace Cafe”, “Let’s Go, Let’s Go” en het titelnummer “Never Stop Rockin’” zo klassiek als maar zijn kan. Je hoort eigenlijk een mix van Chuck Berry riffs en het pompende ritme van Jerry Lee Lewis. Het is wellicht ook geen toeval dat Carlo zich voor die nummers door andere muzikanten laat bijstaan! Nick Simper (ex-Deep Purple) hanteert de bas, ene Alan Barrett zingt en een zekere Peter Parks speelt lead. Simper is een ouwe bekende van The Savages, de begeleidingsgroep van Lord Sutch, de band waarmee Little het langst optrok.


deel 2: Chicago blues

De bluesnummers zijn wat mij betreft meer de moeite waard. De hoofdaandacht moet uitgaan naar “Country Line Special",indertijd het lijflied van Cyril Davies en een van de weinige nummers die hij ooit op plaat zette. Welnu, het nummer rolt en dendert effectief als een sneltrein. Eddie Armor speelt een schitterende partij op mondharmonica en gaat Davies achterna. Ron Wood is present op gitaar, Matthew Fisher op de stormende piano.

Carlo Little: “Dit was een moeilijke. We wilden het geluid van Cyril Davies overdoen, maar echt lukt het natuurlijk nooit. Op geen enkele moment kan je die of die muzikant aanduiden, het was de bedoeling één geluid te creëren. Davies speelde het nummer altijd precies gelijk, op de noot na”.

De andere bluesnummers worden netjes binnen de oude Chicago-krijtlijnen gehouden: “Going Down Slow” (Long John Baldry op stem), “Midnight Special” (Art Wood op stem), “My Babe” (opnieuwe Baldry) en “Chicago Calling” (nogmaals Art Wood) vertonen geen speciale kenmerken. “Mystery Train” springt er dan weer uit, vooral door die koolschoppenstem van Baldry en die unieke howlin’ with wolves-gitaar van Jeff Beck. Hun versie van “Stormy Monday” staat er wél: na een lange, originele en zware intro met gitaar en orgel, levert Alex Chanter een knappe vocale prestatie.


Deel 3: Verrassingen

En dan zijn er de verrassingen. “Iko Iko” met Long John als zanger heeft niet veel met blues van doen, maar klinkt wel goed.

Carlo Little: “De opnames met Long John waren eigenlijk afgelopen, maar ik vroeg hem of hij nog iets wilde doen. Je moet weten dat die kerel onwaarschijnlijk veel nummers kent, vooral blues. Ik wilde wel eens wat anders en dus stelde hij dat nummer voor”.

"Born in the Country”, een compositie van Carlo Little die niets met ouwe rock van doen heeft, is een aangename mid-tempo blues met veel harmonica.

Nog zo’n uitschieter is “It’s All Over Now”, eigenlijk van de Bobby Womack, maar in het collectieve geheugen gegrift dankzij de Stones. Hier krijgen we een lichte, popachtige versie met Jeff Beck als toemaatje.

Ook de moeite waard is “Mississippi”, een compositie van zanger Alex Chanter. Het nummer doet wel aan CCR denken, maar er gerust mag zijn, mede dankzij Chanters doorgroefde stemmenwerk.

Kortom, een plaat die geen potten breekt. Het is niettemin een eerlijk en oprecht product die evenmin mankementen vertoont. Integendeel, enkele nobele onbekenden, zoals Alex Chanter en Eddie Armor, mogen best wat meer applaus krijgen. Sommige gasten passeren zonder sporen na te laten, maar de fans van Long John Baldry en Jeff Beck komen zeker aan hun trekken. Bij andere artiesten zou een samenspel van Art en Ron Wood zeker de fanpers halen.


Het Gastenboek

In zijn tijd was Carlo een gereputeerd drummer, die ooit gevraagd werd om de sticks te hanteren bij de Stones en ook enkele keren Charlie Watts verving . Veertig jaar na datum is die reputatie nog altijd intact, getuige daarvan het indrukwekkende lijstje guests op “Never Stop Rockin’: Ron Wood, broer Art Wood, Jeff Beck, Matthew Fisher (ex-Procol Harum), Nick Simper (ex-Deep Purple) en Long John Baldry. Dat levert ook al eens een verrassing op, zoals de Wood Bros op “Midnight Special”: Ron speelt gitaar en oudere broer Art zingt. Op “Mystery train” worden de stembanden van Baldry ondersteund door de snaren van Beck.

Maar hoe betrek je die grote namen bij zo’n project?

Carlo Little: “In het geval van Long John Baldry was dat eenvoudig. We werkten indertijd samen bij Cyril Davies. Het was een emotioneel weerzien, we hadden elkaar in geen 35 jaar nog ontmoet. In het geval van Jeff Beck belde ik naar het management en die regelde een afspraak. Jeff was meteen bereid en bracht een halve dag in de studio door. We wisten niet goed hoe we ons moesten gedragen, we kenden elkaar amper en dan nog van heel lang geleden. Ron Wood is een apart verhaal. Ik ken zijn broer, Art, nog van vroeger. Enfin, op een dag bracht Eddie Armor (harmonica) de tapes naar het huis van Ron Wood. Zijn zoon opende de deur en vroeg Eddie om binnen te komen. Hij zou zijn vader roepen. Ron nam de opnames direct mee naar zijn huisstudio en zette er daar en toen gewoon zijn partijen op. Dat was dus snel geregeld! Matthew Fisher ken ik al heel lang; hij woont nu in Amerika, maar ik hoefde hem alleen maar te bellen”.


The All Stars

Zoals gezegd, rekruteerde Carlo bassist Rick Brown, zodat hij de originele ritmesectie van de Cyril Davies R&B All Stars kon heroprichten. Zijn groep heet daarom ook de Carlo Little All Stars! Davies, die zong en harmonica speelde, werd door twee muzikanten vervangen. Eddie Armor neemt de honneurs waar op harmonica (en speelt ook accordeon), terwijl Alex Chanter de zang voor zijn rekening neemt. Alex speelt ook knap lead gitaar. De man verdient een beetje meer aandacht als zanger, zoals blijkt uit zijn getormenteerde versie van “Stormy Monday” en zijn Fogerty-achtige interpretatie van “Mississippi”. Johnny Casanova doet er keyboards bij, ouwe getrouwe Geraint Watkins bespeelt de piano en de accordeon. Waar komen die onbekende namen vandaan?

Carlo Little: “Alex Chanter heeft niet echt een stamboom in de rockwereld, maar zijn twee zussen staan bekend als The Chanter Sisters. Ze doen heel veel backing vocals, ook op mijn album. Alex is de vriend van een vriend. Ik zag hem optreden in een club en ik vond zijn geluid wel passen. Eddie Armor speelt normaal bij The Lonegans, genoemd naar skifflekoning Lonnie Donegan. Johnny Casanova ken ik nog van bij Lord Sutch.  Ik heb met de All Stars ook enkele optredens gedaan, bijvoorbeeld op een Stones Convention in  Brixton, een pub in Twickenham…”.

Ook over de begeleidingsgroep die drie rocknummers voor zijn rekening neemt, kan Carlo niet veel kwijt. Peter Parks speelt een opmerkelijk heldere gitaar op “Let’s Go,Let’s Go’, terwijl Alan Barrett een acceptabele rock’n’rollstem bezit. Nick Simper speelde ooit bas in de beginjaren van Deep Purple en doet hier zijn plicht.

De idee voor een CD, de eerste die Little onder zijn naam uitbracht, ontstond toen onze drummer in 1998 door de Britse media werd ontdekt als een ex-Stone en zo onder de aandacht werd gebracht van de Stones zelf. Zijn 60ste verjaardagsfuif datzelfde jaar werd een all stars-feestje. Kort nadien groeide de idee voor een band (1999) en een cd (2002).


VOETNOTEN VAN THE ROLLING STONES

De originele versie van deze recensie verscheen eerst in de reeks VOETNOTEN BIJ THE ROLLING STONES.

In die serie belichten we artiesten die een kortstondige of occasionele rol speelden in het ontstaan van The Rolling Stones. Toen The Rolling Stones in hun definitieve bezetting met Jones, Jagger, Richards, Wyman en Watts in juni 1963 een hitje scoorden, hadden een hele rij zangers, gitaristen, drummers en bassisten hun steentje (sic) bijgedragen tot de vorming en het geluid van ’s werelds eerste commerciële blanke bluesgroep.

Na enkele optredens met Alexis Korner’s Blues Incorporated, achtte bluesfanaat en slidegitarist Brian Jones in mei 1962 de tijd rijp om zijn eigen band te vormen. In november 1961 hadden Mick Jagger en Keith Richards ook een groepje gevormd, maar hun Little Boy Blue and the Blue Boys hadden veeleer Chuck Berry en Jimmy Reed voor ogen. Op 12 juli 1962 treden Jones, Jagger en Richards voor het eerst samen op in het publiek. Die dag valt de naam The Rollin’ Stones voor de eerste keer.

Dit is het verhaal van de voetnoten in de Stones-story. Sommigen werden alsnog bekend, velen haalden de spotlights nooit en anderen zijn allang vergeten.

© text Eddy Bonte ; cd demo photograph Iris Little ; Angel AIr cd cover Angel Air.

De originele versie van de recensie verscheen eerst in www.keysandchords.com en de Engelse vertaling in It's O nly ROck and Rollwww.iorr.org

Meer info: - www.carlolittle.com

Eddy Bonte