Guerilla in Peru: waarom Goliath wint

 

In 1965, voerden het ELN en de MIR in Peru een guerillaoorlog die amper zeven maanden zou duren en in een totaal fiasco zou eindigen. Kunnen we daar hic et nunc nog iets van opsteken? Absoluut: dat links mislukt wanneer het de denkkaders van de tegenstander overneemt.  

Zeven maanden, van juni tot december 1965, zo kort duurde de guerillaoorlog van twee marxistische organisaties in Peru: de Beweging van Revolutionair Links (MIR) en het Nationaal Bevrijdingsleger (ELN). Na de nederlaag, schreef  ELN-commandant Hector Bejar in de gevangenis een analyse van de context en de gebeurtenissen – meteen de eerste bekende zelfkritiek van een guerillabeweging. Wat kunnen we daar meer dan een halve eeuw later in het burgerlijke West-Europa Europa nog van leren?

Omver werpen

De toenmalige sociaaleconomische toestand van Peru in acht nemend, zou men voor minder het bestaande gezag omver willen werpen. De elite van de grote steden bakte zoete broodjes met buitenlandse bedrijven, zowel Amerikaanse als Duitse. Het ongeletterde volk leefde in schrijnende armoe. Geen wonder dat in 1922 al een opstand uitbrak – die in regelrechte Latijns-Amerikaanse stijl in bloed werd gesmoord. Hele dorpen werden platgebrand en uitgemoord. Het plaatselijke hoofd van de Jezuïetenorde, José Pacifico Jorge, klaagde de wandaden aan bij de provinciale prefect. Zonder gevolg.
De toenmalige sociaaleconomische toestand van Peru in acht nemend, zou men voor minder het bestaande gezag met wapens willen omver werpen. Gratis werken voor grootgrondbezitters geldt  als normaal. Landarbeiders worden na gedane arbeid opgesloten in schuren, mannen en vrouwen apart. Gaat een schaap verloren, dan moet de onfortuinlijke herder voor het verlies opdraaien. Niets abnormaals wanneer de baas van een latifundo of hacienda persoonlijk een arbeider ombrengt. De baas kan gelijk wanneer beslag leggen op het weinige vee van zijn onderdanen en hun bezit, uitgedrukt in vee en grond, is gelimiteerd.
Dat heet uitbuiting.

Geweldloze mislukking

Men zou voor minder in verleiding kunnen komen om het gezag met geweld omver te  werpen. Maar hoe?
Hugo Blanco, een trotzkyist, dacht eerst aan legale en pacifistische oplossingen. In de hoop onrechtmatig afgenomen grond terug te kunnen vorderen, schreef zijn boerenvakbond vanaf 1956 via officiële weg de officiële instanties aan. Jarenlang en zonder resultaat. Daarna schakelde hij over op een andere tactiek; krachtdadiger, maar al met al geweldloos: de bezettingscampagne. In de jaren 1961 en 1962 zouden naar schatting tot 300.000 boeren grond bezetten die hen was ontnomen of die met opzet niet werd bewerkt – een manier als een andere om de armoede en de honger in stand te houden door de productie te manipuleren. Het motto van de beweging luidde: “la terra o la muerte” (mijn grond of mijn leven). Een landbouwhervorming de facto was het resultaat en veel latifundo’s verdwenen. Toen was het welletjes geweest. Hugo Blanco werd gearresteerd en opgesloten.

Een grote vakbond leiden, een paar honderdduizend man in beweging krijgen, resultaat boeken en toch zomaar gearresteerd worden? Dat kan enkel als je geen verweer hebt tegen leger en politie. Blanco had wel degelijk een soort gewapende vleugel van zijn vakbond in gedachten, maar die zou volgen uit de groei van de vakbond zelf. Hij had een “dubbele macht” voor ogen, maar eindigde zonder macht.

Eerst een leger

Met geweld dan,  maar hoe?
Hector Bejar was één van de vele marxisten die het wachten beu was. Op de officiële communistische partij, hoefde hij niet te rekenen: die schoot maar in actie als Moskou dat gunstig achtte. De andere Peruaanse marxisten wilden het boekje volgen: eerst een partij oprichten met een arbeidersvoorhoede, waarna uit die partij een gewapende vleugel zou groeien. De orthodoxe marxisten hielden dus vast aan het – mislukte – schema van Blanco (hoewel die van het boekje afweek door het hele proces met een vakbond te beginnen in plaats van een partij).
Een aantal jongeren, richtte in 1964 dan maar het Nationaal Bevrijdingsleger op (ELN). Bejar draaide de  marxistische procedure om: starten met een leger. Gaandeweg zou “in het hart van de massa’s” uit die gewapende strijd een partij ontstaan.
Welke massa’s? Bejar lapte nog een marxistische regel aan zijn laars: hij zou niet steunen op de voorhoede van opgeleide industriearbeiders, maar op de meerderheid van de bevolking, de oorspronkelijke bewoners en werkelijke eigenaars van het land: de uitgebuite boeren. Precies zoals Mao, die met deze heterodoxe strategie wel degelijk de macht had veroverd.
Samen met die andere marxisten, de MIR, startte het ELN in juni 1965 een guerilla bij de arme boeren. Ze openden vier fronten, maar waren tegen december totaal verslagen: gesneuveld, vermist, gevangen genomen of gevlucht.

Denkkaders

Zoals gezegd, bevat het boekje van ELN-leider  Bejar een zelfkritiek. De gewezen Comandante legt omstandig uit welke fouten werden gemaakt. Hij vergeet er echter één en mij lijkt het de belangrijkste: het denkkader van deze marxisten (het ELN en de MIR) is hetzelfde denkkader als dat van de liberale tegenstander: de regering, het juridisch apparaat, de grootgrondbezitters, de kerk en het multinationale patronaat.

Dat liberale denkkader vertrekt vooreerst van het concept “natie”, de natie Peru. De marxistische guerillero’s evengoed: “ELN”  betekent nationaal bevrijdingsleger. Maar over welke natie spreken we eigenlijk? Peru? Peru is een constructie van de Spaanse veroveraars. De idee van een “natie” is handig om alle bevolkingslagen een gevoel van eenheid voor te spiegelen en dus dissidentie te kunnen uitschakelen in naam van die vermeende eenheid. Hoe zouden die uitgebuite boeren die er al een eeuwigheid het land bewerken, die de tijd berekenen in oogsten en niet in kalenderjaren, waarvan de meerderheid geen Spaans spreekt, die absoluut niets begrijpen van de blanke stedelingen; hun fabrieken en hun instellingen, hoe zouden die arme, analfabetische Azteken,  bovendien afstammelingen van een heersersvolk, zich kunnen inleven in een “nationale” bevrijdingsstrijd? Che maakte een identieke fout door Bolivië als één entiteit te zien.

Totale macht is het tweede kenmerk van het liberale denkkader en ook van de marxistische guerillero’s. Ook zij willen macht, lees: “de” macht. Van de “natie” Peru.  De MIR en het ELN ontwerpen dus een strategie met de macht over Peru als doel. Ze openen daartoe vier militaire fronten, verspreid over hun immense land.

Ook het in loco-concept nemen de marxisten over van het liberale denkkader. Niet enkel de elite spreekt in naam van een hogere macht of een onbetwistbaar model. Democratische verkiezingen betekenen evengoed dat macht wordt afgestaan – aan de volksvertegenwoordiger. Ook de marxistische  guerillero’s zeggen te handelen in naam van: in naam van het volk en van een onbetwistbaar model. Zoals de Peruaanse leiders en hun instellingen niet bij het volk aansluiten, zo komen de guerillero’s evenmin uit het volk voor. Bejar noteert heel eerlijk dat zijn eenheid voor de meerderheid bestaat uit  van jonge, blanke, Spaanstalige mannen met een stedelijke achtergrond. Ze zijn, zoals Bejar toegeeft, in wezen onbekend met het Azteekse volk waarvoor ze zeggen op te komen. Het marxisme is voor de Azteekse  boeren even vreemd als het liberalisme van grootgrondbezitters, industriëlen en officiële instellingen. Het ELN getuigt, net als de machthebbers in de hoofdstad Lima, van dat in loco-denken. En aangezien de MIR en het ELN bovendien ongevraagd komt aanzetten met een compleet uitheems model, het marxisme, en een compleet uitheemse strategie, namelijk een gewapende elite, mogen we gerust van koloniaal denken gewagen. Goedgemeend, maar daarom niet minder koloniaal.

Idem dito

Deze korte episode in de geschiedenis van Peru, toont ten overvloede aan dat orthodoxe marxisten en  orthodoxe liberalen lid zijn van dezelfde ideologische familie, derhalve identieke machtsinstrumenten gebruiken (partijen, parlementen), eenzelfde organisatiestructuur delen (hiërarchie, centrale besluitvorming met leidersfiguren), gelijke pretenties aan de dag leggen (de enige juiste weg) en elkaar dan uiteindelijk te lijf gaan met dezelfde wapens.

David kan het enkel dan van Goliath winnen als hij andere wapens en een andere tactiek gebruikt.

Enkele overlevenden van de Peruaanse guerillastrijd van 1965, zouden zich in 1967 in Bolivie bij Che Gueverra aansluiten en met hem ten onder gaan. Quod erum demonstrandum.


© Eddy Bonte
(redactie 12 juni 2016)

LECTUUR
Hector Bejar: Les guérillas péruviennes de 1965, Ed. Maspéro, Paris, 1969 (vertaald uit het Spaans).