Vrijemarktburger

1 SYNTHESE

De vrijemarkteconomie leidt niet alleen vanzelf tot de vrijemarktsamenleving, maar ook tot de vrijemmarktburger. 
De vrijemarktburger vertegenwoordigt een zuiver rechtse ideologie, namelijk die van de strijd van iedereen tegen iedereen tot eer en glorie van elk individu. Die jungle-ideologie is tegengesteld aan de essentie van de maçonnerie en eigenlijk zelfs aan elke humanistische poging om cultuur te puren uit natuur i.p.v. de natuurlijke staat der dingen als norm te nemen.

2 STELLING YVES DESMET

Uitgangspunt:

In zijn State of the Union van 29 januari 2000, sneed toenmalig De Morgen-hoofdredacteur Yves Desmet het thema aan van de vrije markt en zijn ethische, morele gevolgen. Yves Desmet aanvaardt de vrijemarkteconomie. Het is volgens hem het doeltreffendste economische systeem dat de mens tot nu toe heeft ontwikkeld. Het is zo efficiënt voor iedereen – al moet het wel eens worden gecorrigeerd – dat een mens niets meer heeft aan versleten discussies over marxisme versus kapitalisme, dus niets meer heeft aan discussies over waarden. Wie tegen de vrije markt is, kan evengoed tegen de realiteit zijn, aldus letterlijk Desmet. Desmet vindt de vrije markt namelijk een “amoreel” systeem dat goed draait en dat moet zo blijven. 

Toch erkent Desmet een potentieel gevaar: de consensus over de vrije markt is namelijk zo groot, dat de vrije markt de morele en ethische norm van heel de samenleving wordt. En Desmet mag dan wel voor de vrijemarkteconomie zijn als “amoreel, efficiënt” systeem, hij is tégen de vrijemarktsamenleving, dit is een samenleving die geheel draait volgens de principes van de vrije markt.

Repliek:

Mijn repliek luidt niet alleen dat de vrije markt inderdaad de ethische norm aan het worden is, maar vooral dat het om een logische evolutie gaat:: uit de vrijemarkteconomie volgt vanzelf de vrijemarktsamenleving. Het heeft dus geen zin, zoals Desmet probeert, die twee te scheiden. Je kan de vrije markt niet in quarantaine plaatsen! Je kan een samenleving niet in 2 stukken snijden, eentje mét de principes van de vrije markt (de zg. “amorele” economie) en eentje zonder (de persoonlijke, ethische levenssfeer).

MIJN STELLING

Mijn stelling luidt dan ook als volgt: de vrijemarkteconomie leidt automatisch niet alleen tot de vrijemarktsamenleving, maar ook tot de vrijemarktburger. Die vrijemarktburger is per definitie rechts. De vrijemarktburger is per definitie het tegengestelde van het humanisme in het algemeen en de maçonnerie in het bijzonder. 

Waarom volgt de vrijemarktburger uit de vrijemarkteconomie? Omdat de vrijemarkteconomie alleen dan optimaal draait wanneer elk onderdeel van de samenleving, maar vooral elke burger van haar principes is doordrongen en ernaar denkt en handelt. Dat is de onwrikbare logica van het systeem. De populariteit van zowel de beursberichten als tv-programma’s zoals De Mol en Big Brother tonen aan dat de vrijemarktsamenleving goed vorm begint te krijgen en ons denken en handelen aan het bepalen is.

3 VRIJEMARKTBURGERS ZIJN EEN NOODZAAK

De vrije markt moét uit vrijemarktburgers bestaat. Daar zijn verscheidene redenen toe.

3.1 Horizontaal

Vooreerst, kan ons economisch systeem al lang niet meer rekenen op horizontale uitbreiding, zoals ten tijde van het kolonialisme. Toen moesten wij alleen groeien en dus haalden we elders grondstoffen en arbeiders om de groei van de Westerse, vrije, kapitalistische wereld te verzekeren. Toen haalden we ertsen uit Afrika en arbeiders uit Zuid-Europa en Noord-Afrika om hier ons systeem draaiende te houden. 
Als vervolg hierop, lieten we anderen noodzakelijkerwijs “delen”: om ons systeem draaiende te houden, moesten we ook anderen doen groeien of hen zo uitrusten dat ze voor ons konden produceren. De zg. Aziatische Tijgers en andere Korea’s staan hier symbool voor. 

Die fase voldoet niet meer.

3.2 Verticaal

Ook de verticale uitbreiding per capita voldoet niet meer, hoewel de consumptie van goederen cruciaal blijft. Het consumentisme, dus de verkoop van verbruiksgoederen, is maar één pijler van het systeem. Zowel het volume als de waarde van financiële verrichtingen zijn vele malen groter dan deze van handelsverrichtingen! 
De transfer van geld, de handel in aandelen of zelfs van opties op aandelen betekent dat je handel kan drijven door de aan- en verkoop van non-products. Je kan er ook veel meer aan overhouden. En: het systeem blijft draaien, ook al wordt er niets geproduceerd, noch geconsumeerd.

3.3. Diepte

De vrije markt kan dus enkel overleven door te ageren in de diepte, dus door ervoor te zorgen dat elk onderdeel van de samenleving én elke burger op zich draait als een vrije markt.

3.3.1 Elk onderdeel:

de uitbouw van die vrijemarktsamenleving schiet inderdaad aardig op. Dat de vrije markt wordt uitgebreid tot elk segment van onze samenleving, worden we gewoon. Alle goederen, maar vooral alle diensten, komen vanaf nu principieel in aanmerking voor commercialisering, d.w.z. dat ze op de vrije markt kunnen worden verhandeld. Zo wordt de lijst van vrij verhandelbare goederen en diensten in principe onbeperkt. Onderwijs, drinkwater, gezondheidszorg of pensioenen mogen nu vrij worden verhandeld. En wat niet (of nog niet) kan worden verhandeld, een ministerie bijvoorbeeld, moet zich alvast schikken naar de regels van de vrije markt of ermee kunnen concurreren.

De "staatstelevisie" is al gesneuveld, de radio volgt, de post staat op de agenda en al de andere overheidssectoren worden in een steeds sneller tempo op de markt gegooid, dit wil zeggen dat ze openstaan voor concurrentie en privé-kapitaal.

Al die terreinen liggen bovendien voor het grijpen, want de overheid heeft decennialang geïnvesteerd in kennis, infrastructuur en personeel. Omdat de overheid dertig jaar lang televisie had gemaakt, kon de eerste commerciële zender meteen de nodige know-how, expertise en mankracht inslaan. Dat is met al die sectoren zo, dus zou je wel gek zijn die zomaar buiten het circuit van de winstmaximalisatie te houden.

De meeste gebieden zijn als “package” niet interessant, dus worden er stukken uit gehakt. Het is, bijvoorbeeld, geen toeval dat het hoger onderwijs wél concurrentie krijgt van de privé-sector en het kleuteronderwijs (vooralsnog) niet.

Belangrijk is dat deze samenleving het liberalisme het recht heeft toegekend om om het even welke sector als potentieel privé-gebied te beschouwen. Hoe zwakker de overheid daardoor wordt, hoe sneller de resterende stukken afbrokkelen, te meer daar de overheid uiteindelijk zelf als een privé-bedrijf begint te redeneren en te functioneren. Nu verbaast het nog als we bejaardenzorg en gevangeniswezen als potentiële privé-terreinen opnoemen, maar concurrentie inzake postbedeling, radio en televisie klonk vroeger ook gek.

3.3.2. Elke burger:

veel belangrijker echter, is dat de vrije markt wordt uitgebreid tot elke burger. Pas zo kan de markt echt in de diepte groeien. Daartoe hoort iedereen de principes van de vrije markt te interioriseren, d.w.z. zich eigen maken en ernaar handelen. Het leven zelf wordt dan een groeisector. 
Het vrijemarktdenken breekt door wanneer elk individu zich competitief gedraagt, concurrentie als een aangeboren kenmerk beschouwt en meent dat voortdurende aanpassingen de kern van het zijn uitmaken. Dan vindt de ambtenaar het normaal dat zijn openbare dienst geheel of gedeeltelijk door de overheid wordt afgestoten en zowel zijn dienst als hijzelf de strijd met de privé-sector moeten aangaan. Dan vinden leraren het aangewezen dat adolescenten op school minibedrijfjes oprichten en winst leren maken. 
Het leven is ook winstmaximalisatie. Het liberale verhaaltje is pas compleet wanneer ook de gemiddelde loontrekker aandelen beheert, op de beurs speculeert, eigendommen bezit en wat bijverdient middels een vennootschapje. 
Uiteindelijk moet elk individu, zoals David Bowie, zichzelf als een investering of belegging beschouwen. 
De mens en zijn leven als een innoverend, beursgenoteerd bedrijf: zelfs Andy Warhol kon het zo pervers niet bedenken.

4 DE RECHTVAARDIGING

Dat de vrije markt tot ethische norm wordt, hoeft niet eens echt te worden gerechtvaardigd. 
Is het niet zo dat het communisme zijn burgers dwong tot samenlevingsvormen en gedragingen die tegen de menselijke natuur ingaan, vandaar het failliet van dat systeem? 
Is het immers niet zo dat principes zoals strijd en concurrentie tot l’état naturel des choses behoren? 
Hieruit volgt trouwens de botsing met onze effectieve normen, die o.m. tot doel hebben het jungle-gedrag te overstijgen. De immer wassende taart is aldus zelfs geen alibi meer voor een maatschappelijk project, maar een fataliteit.

We vinden opnieuw aansluiting bij Yves Desmet, die zei dat tegen de vrije markt zijn hetzelfde is als tegen de realiteit zijn. De vrije markt IS en is als zodanig amoreel.


5 DE BELOFTES

Toch komen er twee beloftes aan te pas opdat iedereen vrijwillig in de arena zou stappen: individuele winst en individuele verdienste (= meritocratie).

5.1 Individuele winst

De eerste belofte bestaat uit de individuele winst die iedereen wordt voorgehouden, want in dit merkwaardige spel is van verlies geen sprake. De vrije markt kan die massale beloftes slechts inlossen wanneer de groei (de “vooruitgang”) voldoende groot is en continu en gegarandeerd.

De grootte van de taart wordt belangrijker dan de verdeling ervan. Zo haalt de groei het op rechtvaardigheid en democratie. Zo wordt het primaat van de economie beetje per beetje tot norm gepromoveerd.

5.2. Individuele verdienste

De tweede belofte luidt dat iedereen dezelfde kans krijgt (niet: ‘heeft’) om de eindmeet te halen. Daartoe wordt het individu warm gemaakt voor de meritocratische principes– en niet voor de democratische. 
Meritocratie betekent “naar verdienste”. Meer bepaald: elk-een naar verdienste. Het klinkt dus ‘democratisch’, maar is het niet. Het klinkt als ‘gelijkheid’ en ‘vrijheid’, maar is het niet. 
Meritocratie betekent niet loon naar werken, maar loon naar het resultaat dat volgt uit iemands verdienste. Het misleidende van meritocratie is zijn ogenschijnlijke neutraliteit. Er wordt namelijk gedaan alsof iedereen aan dezelfde startlijn verschijnt, dezelfde voorbereiding heeft gekregen en in staat is om dezelfde weg af te leggen naar hetzelfde doel. Een perfect sportieve wedstrijd dus, want het is en blijft een wedstrijd. 
Meritocratie is een stap vooruit in vergelijking met willekeur en erfelijkheidsprincipes. Als het echter in de plaats komt van democratie, noteren we een stap achteruit. 
Meritocratie is de bourgeoisvariant van vrijheid-gelijkheid-broederlijkheid, omdat de nadruk op individuele verdienste de bourgeois een mooie voorsprong geeft, gezien zijn elitaire komaf en zijn privileges. Zo ver kan je de elite krijgen. 
Het oogt ook allemaal in orde: het onderwijs staat voor iedereen open, je wordt niet gediscrimineerd volgens huidskleur of afkomst, de weg naar de top ligt voor iedereen open.

In plaats van democratie, in plaats van 1789, krijgen we een fair-play versie van ‘the survival of the fittest’. Meritocratisch bekeken, heeft een loser zijn positie enkel aan zichzelf te danken. Na twee wereldoorlogen hield niemand nog de come-back van het sociaal-darwinisme voor mogelijk. En toch: het leven is weer een strijd geworden. Alleen is overleven dit keer weggelegd voor de marchands.

SAMENGEVAT:

We hebben een massa vrijemarktburgers nodig om het systeem op gang te houden; 
We kunnen het systeem sowieso rechtvaardigen door zijn onontkoombaarheid, want het behoort tot de natuurlijke staat der dingen; 
We ronselen middels twee beloftes: individuele winst voor iedereen en loon naar individuele verdienste.


6 OMMEKEER DER WAARDEN

Toch wringt er iets. 
Het jungle-systeem botst met onze neiging om niet elk gevolg ervan te aanvaarden, met andere woorden de natuurlijke staat der dingen hier en daar te vervangen door keuzes, morele keuzes. 
Bijvoorbeeld: we zeggen wel te aanvaarden dat nu en dan iemand uit de meritocratische boot valt, maar niet dat wij uit die boot vallen. Dan doen we een beroep op de overheid of organiseren we ons individuele verzet. In wezen accepteren we de afvalwedstrijd dus niet.

Je hoeft geen sociologische studie te ondernemen om te beseffen dat de meritocratie een reeks problemen ontwijkt, bijvoorbeeld: achtergrond en komaf vergroten je slaagkans, de geapprecieerde verdiensten en waarden zijn die van de elite, sommige verdiensten zijn niet erfelijk maar worden toch netjes overgedragen, verdiensten hebben is makkelijker als je rijk bent, sommige verdiensten brengen geld op en andere niet…
Daarom wordt een totale ommekeer der waarden doorgevoerd.

Het systeem kan inderdaad alleen maar draaien wanneer een beroep wordt gedaan op de perverse kantjes van de mens, karaktertrekken die gewoonlijk worden geweerd, onderdrukt of verboden.
In een programma als De Mol wordt zowat alles beloond waarmee je géén samenleving of zelfs geen relatie kan opbouwen: achterdocht, individualisme, geldgewin, strijd, leugens en plat opportunisme. De populariteit ervan zegt veel over de mate waarin grote delen van de bevolking deze eigenschappen als acceptabel ervaren. Een psycholoog liet zich ontvallen dat het programma zonder Mol de “zoveelste groep zou zijn die zijn best doet”. Stelt u zich even voor dat iemand gewoon zijn best doet en geen enkel persoonlijk voordeel betracht, noch uit is op andermans nadeel. 
Afgunst, nijd, gulzigheid, agressiviteit, pretentie, tweestrijd. Dat moeten de basisattitudes zijn als je het leven ziet als een reeks “uitdagingen”’, dus als een veroveringstocht.

Tweede voorbeeld: in Big Brother, Robinson en gelijkaardige programma’s, wordt de essentie van de democratische verkiezing op zijn kop gezet. Een stem uitbrengen betekent normaliter kiezen voor en richting geven aan een gemeenschap. In Big Brother betekent stemmen het omgekeerde, iets negatiefs, nl. iemand weg-stemmen. De ‘kiezers’ geven hierdoor evenmin richting aan hun leefgemeenschap, want na de stemming zien ze wel hoe ze – elk voor zich – de volgende fase overleven.

Het ergerlijke aan dit soort programma’s heeft dus te maken met
• Het soort gedrag dat wordt gepropageerd, dus gedrag dat indruist tegen elke mogelijkheid om zoiets als een samenleving te maken en te houden; 
• De leugenachtige voorstelling als zou dit gedrag tot de menselijke natuur behoren, ja, tot de natuur tout court.

Dàt noemt Yves Desmet “een amoreel systeem dat gewoon goed draait”! Dat amoreel systeem herbergt een zuiver rechtse ideologie, een homo sapiens-versie van Walking with Dinosaurs. Net zoals ten tijde van de mobilisatie voor de Eerste Wereldoorlog, trekken we zingend naar het front met God on our side of Gott mit uns. Blijkbaar hebben we niets geleerd uit de val van het sovjetcommunisme, dat uiteindelijk niet meer was dan de socialere en dus wat tragere variant van hetzelfde syndroom.


7 DE LEUGEN DER FEITELIJKHEID

Voor een goed begrip: het gaat hier niet zomaar om een uitbreiding van het productivisme of consumentisme. Dit is de eerste wereldwijde interiorisering van een systeem dat de Verdinglichung van de mens en het leven tot norm heeft verheven door alle maakbaarheid te vervangen door meetbaarheid.

De combinatie van wetenschap, technologie en liberale economie, heeft geleid tot een wereld die enkel uit feitelijkheidheden lijkt te bestaan. Een feit is een feit of is geen feit. Een feit heeft niets met juist, onjuist, waar of onwaar te maken. Een feit kan je meten en technisch manipuleren, bijvoorbeeld door het te klasseren of met andere feiten te combineren. Wat meetbaar is, kan worden ingezet voor een feitelijk doel, verhoging van de efficiëntie van een productiemethode bijvoorbeeld.

De hoofddoelstelling van onze samenleving bestaat uit een reeks feitelijkheden en meetbaarheden, kwantificeerbare doelen dus: winstvoeten, kwartaalcijfers, jaarverslagen, fusies, verhoogde kapitalen, beurskoersen. 
Plus en maal. 
Niet ‘min’.
Zeker niet ‘delen’!
Dit is een samenleving van accumulatie. Feitelijkheden lenen zich daar uitstekend toe.

Op persoonlijk vlak: tweeverdieners, bijklussen, een tweede huis, een derde reis, een vakantiewoning, een dvd-speler bovenop de videospeler, een tv in elke kamer, een dubbele garage, om de vijf jaar een nieuwe auto.

Maar: elk feit is evenveel waard als het andere feit. Om het met André Comte-Sponville te zeggen: “Tous les faits se valent, parce qu’ils ne valent rien”.

Bovenop de combinatie van wetenschap, technologie en liberale economie, plaatsen we ook nog eens een mix van democratie, vrijheid en gelijkheid. Op dat moment belanden we werkelijk in de hedendaagse wereld waarin geen morele uitspraken meer worden gedaan omdat alles aan alles en iedereen aan iedereen gelijk is. 
Tous les faits se valent. Tout se vaut, donc tout s’annule 
We leven aldus in de gemeenschap van eogoïsmen: la convivialité des égoismes.

In elk praatprogramma mogen de gasten honderduit brabbelen. Hun meningen worden naast elkaar gezet. Iedereen is evenveel waard, dus heeft niemand ongelijk. In Jerry Springer wordt een variant gebruikt: iedereen heeft een beetje evenveel ongelijk en is dus aan bezinning toe – maar ook hier wordt niet gekozen.

Ook hier geldt accumulatie à volonté, de parataxis zou Stefan Hertmans zeggen: we maken geen zinnen meer (syntaxis), we plaatsen alle onderdelen naast elkaar (parataxis). Het toppunt van feitelijke, niet-discriminerende accumulatie is ongetwijfeld het internet. Het is toegankelijk voor iedereen en tegen dezelfde voorwaarden, dus gelijk. Iedereen kan er om ’t even at opzetten of afhalen wanneer dat past, dus is het ook vrij.

Dat zijn allemaal resultanten van de interactie tussen wetenschap, technologie, liberale economie, democratie, vrijheid en gelijkheid. Géén broederlijkheid, de grote verliezer in dit debat

Hoe meer feitelijkheden op ons af komen, hoe groter de neiging om ons gedrag en onze samenleving af te stemmen op de bron van al die feitelijkheden: de natuur. 
Het economisch liberalisme heeft één ding voor: het is een kopie van de natuur, althans van de simplistische Far West-versie: This town ain’t big enough for the both of us…
De trefwoorden zijn “evolutie” (verandering) en “concurrentie”. Meer zelfs: evolutie door en dankzij concurrentie. Natuurlijk is dus: strijd, uitroeiing, bedreiging, uitsterven, onderwerping, continue verandering, mutaties, spiraalsgewijze ontwikkeling van laag naar hoog. 
Wie natuur zegt, zegt echter vooral: onvermijdelijkheid, onontkoombaarheid, eeuwigheid. Amen: het weze zo. Que sera, sera.

Jammer. Als er één amorele factor is in deze wereld, is het wel de natuur. Het is de opperste cumulatie van feitelijkheid, het is de feitelijkheid zelve.

Moraal gaat over iets anders: over intentie, keuze, vrijheid, mogelijkheid. 
Een mens die vrij wil zijn, leeft dus niét naar of volgens de feitelijkheid der natuur. Een vrij mens – of toch vrij wil zijn - staat op de kloof tussen de realiteit en de mogelijkheid (“réalité et potentialité”). Daar worden keuzes gemaakt en die zijn per definitie niet alle evenveel waard.

Sinds de val van het communisme, rukt het economisch liberalisme op. Dat economisch systeem wordt voorgesteld als de ‘overwinnaar’. Fukuyama is niet te beroerd om te spreken over het einde van de geschiedenis. 
De feitelijkheid leidt namelijk ook tot absolutisme, d.w.z. dat kiezen zelfs niet meer wordt toegelaten omdat het overbodig is. Als er niet meer kan geoordeeld of gekozen worden, resten ons twee mogelijkheden: God of de dood.


8 CONCLUSIE

De vrijemarktburger leeft volgens de principes van de vrije markt. Ergo: hij IS de vrije markt. De directeur van Ernst & Young in Cambridge rapporteert dat een groep software-ingenieurs zich collectief op het internet aanbood, d.w.z. zichzelf collectief veilde. Hij vindt dat normaal en voorspelt de veralgemening van zulke praktijken.
De vrijemarktburger leeft volgens de zg. wetten van de natuur, zoals toegepast in de liberale economie. 
De vrijemarktburger is dus even amoreel als de natuur die hij imiteert. Hij is niet meer dan een feit, niet meer dan de feiten op zijn c.v. dat op het internet wordt verhandeld om na te gaan hoeveel hij vandaag waard is en voor hoeveel hij morgen kan worden verkocht – als ‘future’ wel te verstaan. De vrijemarktburger herleidt zichzelf tot een feit, is dus evenveel waard als al die andere feiten met wie hij in competitie is getreden. 
Hij is meetbaar, corrigeerbaar, upgradebaar, uitwisselbaar, cumuleerbaar. Hij heeft van de weeromstuit ook een hoog uitwisbaarheidsgehalte. 
Hij is alles waar wij, vrijzinnigen, niet horen voor te staan. Hij is namelijk niets.

OOK GEPUBLICEERD: 
De oorspronkelijke versie van deze tekst verscheen als vrije tribune in De Morgen van 06 april 2000 onder de titel “Burgers in een ‘amoreel systeem’”. *** Een aangepaste versie werd gepubliceerd in “MORES” (pedagogisch tijdschrift voor morele problemen), nr. 233, augustus 2002 *** Catalaanse vertaling: "El ciutadà de mercat”, in: “Espai de llibertat", nr. 45, primer trimestre 2007, Fundació Ferrer i Guàrdia, Barcelona, ***Bepaalde passages werden bewerkt tot een lezersbrief die werd geplaatst in Het Vrije Woord (HVV), jg. 54, nr. 1, 2009.

NOTEN:
NATHALIE CARPENTIER: “Bij ons kwamen zulke prehistorische dieren ook voor”, in: De Morgen, 23 december 2001, over het BBC-programma “In het spoor van de dino’s”: “Leptoctidum waagt zich voorzichtig buiten. Hoewel de omgeving vredig oogt, is het op zijn hoede. Zijn kroost houdt het nauwgezet in de gaten. In het woud geldt immers één code: uit de buurt blijven van de bloeddorstige reuzenvogel Gastornis”.
JEAN-PIERRE CHEVENEMENT: La République contre les bien-pensants, Plon, 1999, p. 9 : “(…) la règle (…) offre un refuge à la faiblesse. Elle délivre de la jungle”. 
ANDRE COMTE-SPONVILLE: Vivre. Traité du désespoir et de la béatitude – t. 2 (PUF);
REMI DECONINCK, productiedirecteur Renault in De Morgen, 25 november 2002, over het model Avantime: “Een succeswagen moet niet langer beter uitgerust of krachtiger zijn, maar hij moet ook een sterkere persoonlijkheid bezitten”;
JEROEN DE PRETER: “Kan terreur cool zijn?”, in: De Morgen, 5 maart 2002: “Terreut kan – 11 september of niet – hip en cool zijn. Dat blijkt uit een nieuwe trend die op dit ogenblik Duitsland verovert: de Baader-Meinhof-chic”;
PHILIPPE MARINEAU, PDG van Levi Strauss jeans in: “Levi Strauss choisit un modèle sans usines”, uit Le Monde, 10 april 2002, over de optie om activiteiten te ontwikkelen zonder fabriek: “’Nous devons nous éloigner, aux Etats-Unis, de la formule des usines en propriété pour rester concurrentiels dans notre secteur”;
PIERRE RICHARD, voorzitter van Dexia Frankrijk, in: Le Monde, 1 augustus 2002: “Il y a une certaine connexion des marchés financiers avec l’économie réelle (…)
ERIK VERREET: Verkoop jezelf als ‘kasbon’ (interview met Chris Meyer, directeur Ernst & Young Centre for Business Innovation, Cambridge), in: Vacature, 1 april 2000;
PAUL VIRILIO: Ce qui arrive, Ed. Galilée, 2002 [p 45: “(…) la société de consommation (…) avec ses ‘nouvelles’ valeurs que ne sont que les anciennes à l’envers, une mise en scène de la transgression des péchés capitaux (…) devenant progressivement les règles de conduite d’une époque inconsciente des règles qe’lle recèle”] 
X. : “De Mol zit in elk van ons”: interview met psycholoog Marcel Van Lerberge, in Vacature van 11 maart 1999
X.: “Hippieverhalen voor keiharde resultaten”, in: De Morgen, 15 oktober 2001: personal coaches worden ingezet voor het “project dat eigen leven heet”; “particulieren gaan zo op zoek naar hun eigen, authentieke ik; “zij verwachten door hun investering in coaching meer rendement op hun menselijk kapitaal”.
X.: “Nu wordt het meer dan ooit elk voor zich”, uit een advertentie voor Expeditie Robinson, kranten van 3 november 2001;
X.: “Huis verkopen of naakt poseren? Het internet beslist”, in: De Morgen, 6 mei 2002, over het tv-programma Live Your Life: “Twee weken lang lieten vijf doorsnee-Britten hun lot afhangen van het internet (…) Duncanson zegt gelukkig te zijn met de beslissing om volstrekt vreemden zijn leven te laten dicteren”;
MICHAEL YOUNG: The Rise of the Meritocracy (Penguin).