Speech Reünie '68

K.A. VEURNE, feest Promotie 1968, 29 januari 2006

door Eddy Bonte 

ROUWMOMENT 

Niet iedereen kan hier vandaag zijn.

Sommigen, gelukkig, uit vrije wil. Dat is hun recht.

Sommigen, helaas, omdat het niet anders kan. 

Denken we dan aan de oude schoolvrienden die hier om gezondheidsredenen niet kunnen zijn.

Helaas moet ik uw aandacht, uw respect en uw stilte vragen voor hen die hier nooit meer zullen zijn: 

Norbert Dejaeghere, 

Roger Vanmassenhove, 

Christian Lacompte, 

Hélène Van Eecke (t/m de poësis).

en Eddy De Vlamynck.

Ik vraag u een moment bezinning.

(De Voorzitter staat recht en allen volgen zijn voorbeeld)

Ik dank u. 

+++

Mijnheer de Directeur, Beste Dirk,

Geachte Voorzitter van de Bond, Beste Meester Winnock,

Geachte Bestuursleden van de Bond, 

Beste Oud-Leraren en Oud-leerlingen, 

Beste klasgenoten van ‘68 of daaromtrent,

Ik zal proberen iets te vertellen over onszelf toen. In vier delen: 

eerst over de wereld van toen, 

ten tweede over België van toen,

ten derde over het Veurne van toen,

en, natuurlijk, over onze “Ecole Moyenne” van toen.

Deel 1: De wereld

Wat gebeurde er in ‘67 en ‘68 in de wijde wereld? De wereld was toen nog wijd. 

Iedereen vindt de periode van zijn schooljaren misschien wel super, maar de onze zijn zeer zeker de beste: 1967 en 1968 behoren zonder discussie tot de markantste en de meest betekenisvolle jaren van de naoorlogse periode. In alle opzichten was de wereld na 1968 nooit meer zoals voorheen, zo simpel is dat.  En ‘67 was ook niet mis: zeer onlangs verkozen de luisteraars van BBC2 het jaar 1967 tot het beste popmuziekjaar ever!

De oude orde, door Brel zo magistraal bezongen in “Les bourgeois – c’est comme les cochons, plus ça devient vieux, plus ça devient bête” -  die oude orde, die de vooroorlogse toestand wilde rekken,  werd in ‘67 en ‘68 op alle manieren en op alle fronten tegelijk in vraag gesteld en verworpen: de onwrikbare hiërarchie tussen de sociale klassen, het eeuwige huwelijk, de eeuwige kerk, de enige juiste  moraal, het leger, de negentiende-eeuwse industrie van kolen en staal in stinkende fabrieken, de missionering van de “onderontwikkelde” landen. En niet te vergeten: de relatie tussen jongens en meisjes, de kledij, de haardracht en de muziek.

De boodschap van onze generatie was simpel: een nieuwe wereld en een betere. Maar vooral: een wereld van vrijheid voor jou en mij. Ons gedacht doen. Uit de kooi ontsnappen. Alle muren neer. Free your mind. 

1967 was het jaar van hi!, Peace Man! Far Out, groovy, de flower power, de vrije liefde, de  Hippie Summer of Love (ik was erbij in Londen), marihuana, lange rokken, felle kleuren, gekromde letters, psychedelische muziek, Indische transcendente meditatie, anti-autoritaire opvoeding en vooral van de grootste pacifistische jongerenbeweging ooit. Boodschap: Make Love, Not War. Dat was nodig, want dat jaar werd de Zesdaagse Oorlog in het Nabije Oosten gevoerd en zond Amerika méér jonge gasten de hel van Vietnam in. 

1968 was een dubbelzinnig jaar. Toen werd Hippie met zijn neus op de wrede wereld gedrukt. De oude orde probeerde het nog één keer: paus Paulus VI sprak zich in Humanae Vitae uit tegen contraceptie, de Russen vielen Tsjechoslowakije binnen, Martin Luther King werd op laffe wijze vermoord, twee maanden later was het de beurt aan Robert Kennedy. 

Maar de oude orde kreeg de boemerang where it belongs, straight in the face: in mei ‘68 braken rellen uit in Parijs: de belangrijkste revolte van na WO II was geboren. De Pragenaars kwamen op voor vrijheid, de Amerikaanse zwarten voor gelijkheid, de Vietnamezen voor vrede, de vrouwen voor ‘baas in eigen buik’, de werkman voor werk in eigen streek, de jongeren voor een leefbaarder aarde…

Ik zei: dubbelzinnig. Er was onderdrukking, revolte en het verlangen naar iets anders, ergens anders.  Zwaar politiek geschoold waren wij niet. We waren soms flou, maar het was een flou artistique die uit de buik kwam, niet uit bijgedachten. No second thoughts.  

Wij waren onwaarschijnlijke optimisten en levensgenieters, want in 1967 en 1968 kon alles. Apollo vloog naar de maan. Elvis maakte een schitterende come-back (In The Ghetto…), de Britten legaliseerden abortus, de Torrey Canyon zonk met olie en al voor de kust van Cornwall, Dr. Christiaan Barnard voerde de eerste harttransplantatie uit, de graatmagere Twiggy (nu oma) werd het nieuwe topmodel, Sergeant Pepper’s kwam uit, Pink Floyd en Jimi Hendrix braken door.

Tot zover wat er gebeurde in de wereld. 

Deel twee: België

En wat gebeurde er in België? In 1967 gebeuren hier alleen maar rampen. De Innovation brandt af, in Martelange ontploft een vrachtwagen, in Wallonië botsen drie (!) treinen. 

Maar: Koning Boudewijn waakt: in Antwerpen opent hij de Zandvlietsluis, toen de grootste ter wereld (alles in Antwerpen is groter dan elders, ook het…) en bezoekt hij de werken aan de Kennedytunnel. 

Ook Eddy Merckx waakt, hij wordt wereldkampioen.

Adamo heeft tenminste iets begrepen van de wereldsfeer en zingt Inch Allah. 

Maar in 1968 schiet ook België wakker. Mei ‘68 heet hier Leuven Vlaams. Tot onze verbazing zijn  er leraars die staken! De politieke partijen splitsen, de Katholieke Universiteit Leuven splitst, heel het land splitst in Frans en Vlaams. De “communautarisering” is het spoor dat de revolte in België  nalaat. Ook in België proberen de oude krokodillen het nog één keer: de bisschoppen denken dat ze de onderwijsbaas zijn in het land, de overheid stuurt de Rijkswacht af op de betogers, Polleke VDB regeert met volmachten. Tevergeefs. Vlaanderen schiet wakker, eeuwen na de Spaanse bezetting en na de Franse annexatie van over de schreve en de onrechtvaardige onderdrukking door de franskiljons en den Belgique. Dat was onze ontvoogdingsstrijd. 

Goed nieuws voor velen onder ons: de Vrije Universiteit Brussel wordt beetje bij beetje een echte unief. 

Maar België en Vlaanderen bleven feesten en fuiven. De vrouwentongen (de planten dus) stonden goed daar, op de vensterbank aan de straatkant. Marc Dex had een hit met “O Clown”, Heintje met “Mama”, Will Tura met “20 Minuten Geduld”.

Men spreekt nu van de “en-en-generatie”, maar in ‘68 kon ook alles tegelijk. Een vuist maken en fuiven.

Onze muziek was op zich revolutionair: de klanken, de show, de woorden. Dansen op die muziek was een daad van verzet. Wat een tijd. 

Deel drie: In Veurne.

De wereld stond in brand.

België leek op een banana split.

Maar: wat gebeurde er in Veurne toen de wereld in brand stond? 

Niets, in Veurne gebeurde nooit iets. 

Om de zes jaar werd dezelfde burgemeester aangesteld en regeerde de CVP met volstrekte meerderheid. 

Uit puur armoe gingen we dansen in de jeugdclub, die onder supervisie van de paster stond.

En een pintje op de Markt was een daad van opstand! Het Café des Sports binnen gaan, kon niet. En wij zaten nog op ’t Athenee, denk eens aan die sukkelaars van ’t College, ’s ochtends om zeven uur een eerste gebed! Gedenk hen in uw gebeden!

Tolerant als wij waren, offerden onze mooiste vrouwen zich op om die van ’t College diets te maken dat er twéé geslachten bestonden. Nellytje en Monique gaven de collegeschieters zelfs vlieglessen, zo bekende Nelly mij onlangs. Ik denk dat ze die gasten zo zot maakten dat ze begonnen te zweven…

In Veurne gebeurde niets. Maar moést er toen zonodig echt iets gebeuren, want:

wij zijn van de tijd dat men werk zocht, geen carrière, 

wij hadden geen auto, 

veel gezinnen hadden geen tv, 

stereoketens waren onbetaalbaar,

fototoestellen waren van de ouders, 

reisbureaus bestonden niet, 

de telefoon was nog lang niet ingeburgerd,

het eten stond in de kelder, niet in de ijskast,

naast water, werd er enkel tafelbier geschonken, 

wijn was voor de feesten,

aperitief voor het jaarlijks bal,

één computer vulde één kamer, 

rekenmachientjes bestonden wél, maar waren verboden. 

Waarom moest er iets gebeuren? Alles was toch veilig en verzekerd?

Wij dronken uit elkaars glas en kregen geen vuile ziekten;

We mochten zelfs met elkanders lief gaan zonder aan vuile ziekten te moeten denken. Uitgezonderd die keer van de les over seksualiteit, daarna dachten we allemaal dat we met iets zaten. Er waren nogal wat schoolkoppels: ik zag Cecile wel zitten, maar Cecile zag veeleer Roger zitten; Eddy Titeca was met Cathy Grard en Ivan Heughebaert was niet alleen een voetballer, maar ook een visser: de Familiale was zijn visvijver! 

We zeiden ’s middags “moedre, ‘kzien weg hé” en we keerden ’s avonds terug op tijd om te eten; 

we verongelukten niet, we werden niet aangerand, we hadden geen GSM; 

We reden met de fiets of gingen te voet en waren nooit moe;

We kropen in de week om 10u in bed;

We gingen nu en dan naar een t-dansant, de zondag van 15 tot 20 uur en we hadden aan  lieven geen tekort; 

Voor een bal moest je 18 zijn;

We speelden op straat, er waren toch geen auto’s; 

We vrijden waar we konden, want thuis mocht dat meestal niet;

We vochten en klopten elkaar al eens een bloedneus (ik sloeg Paul Thomas eens een tand uit) en vlogen niet voor de kinderrechter;

We hadden 2 broeken: één om te dragen terwijl de andere in de was zat;

Er bestonden geen dierenrechten, zelfs geen kinderrechten;

Geld diende om eten te kopen. En kolen voor de winter. 

Na schooltijd gingen we direct naar huis, te voet, met de fiets of met de bus. Wie bleef hangen, werd gezien en was gezien! Bij Madeleintje een cola halen, dat kon nog, à la limite, maar eigenlijk was dat verboden. 

Alles was verboden, tenzij het volgens een reglement was toegelaten. 

Ik lees even voor uit het “Huishoudelijk Reglement” van het K.A.V., schooljaar 1967-68: 

Art. 23, 3°: “Het is de leerlingen verboden in een koffiehuis te gaan, tenzij in gezelschap van hun ouders”.

Een koffiehuis! Dat bestond zelfs niet in Veurne, bij “Pillaerts” zaten alleen d’ouden van dagen. Pil-laerts, PIL, snap je? Niet alleen Koning Boudewijn en Eddy Merckx waakten, ook Meester Pil waakte! Sommigen, zoals Ivan Heughebaert, waren Tapbezoekers. 

Paars was nog niet uitgevonden, want rood bestond hier bijna niet. De gegoede, conservatieve burgerij en de middenstand stuurden hun kinderen naar ’t College; alle anderen stuurden hun kinderen naar de “staatsschool”, een oord des verderfs.

De paster kwam bij Sonja Tavernier zeggen dat het Athenee in Oostende des duivels was. Ik was het eerste kind van een gemeentepersoneelslid dat niet naar ’t College ging en de Secretaris van de stad bracht tijdens een huisbezoek toch even te berde dat zoiets niet verstandig was met het oog op de benoeming en de ‘verheuvering’.  

De rooien kwamen samen in ’t café bij de mama en de papa van Sonja Rousseeuw. 

In Veurne gebeurde er niets. Iedereen deed zijn plicht, dat woord bestond toen nog. 

Maar opgelet:

ons haar werd langer, 

de rokjes werden korter,

de muziek ging luider, 

we droegen rare kleren: een Beatlesjasje zonder “col”, een chemise à fleurs zoals Antoine – oh yeah! 

Er was eens een psychedelisch bal, met De Vitamientjes. Aan de drums: Mong Rosseel, later Vuile Mong. Als ’t kon, vlogen we er eens uit naar de “King”, De “Djinn” of de Clapotis in De Panne en de Barbu  in Koksijde. En ’t zwembad van Nieuwpoort. Dat was toen een place to be. 

Ja ja, ’t waren wilde dagen. Wij van ‘68 waren eigenlijk een nogal gedisciplineerde bende. Een ouwerwetse West-Vlaamse bende: eerst werken, dan de leute. Veel leute. 

Maar ’t kriebelde. Het moest veranderen, ergens was iets anders mogelijk. Hoe wisten we niet precies. Voor ’t gemak contesteerden we alles op alle mogelijke manieren. Ja, ze hebben afgezien, onze leraren, die van de “oude orde” waren. Wij wisten alles beter, dachten we. Nu weten we ’t echt beter.   

Deel 4: ‘t Athenee

En wat gebeurde er ondertussen in ’t Atheneetje, onze Ecole “mwajinne”.

In één woord: Alles. 

’t Was een gesloten wereld. De school stond niet in verbinding met de samenleving, tenzij met de Coca van Madeleintje’s. Wat er in ’t College gebeurde wisten we niet, dat waren toch collegeschieters. Alles wat begon met een “c” was taboe, bijvoorbeeld de C-VP, het C-ollege. Of de C-hristen mutualiteit. Soms bracht de “c” redding, dachten we. Gil Fossion bleef niet eten op school en kocht in de plaats een “pistolet met gekapt” bij “Croptje’s” op de Markt en ging die lekker opeten in ’t C-hristen Volkshuis. Dààr, bij de katholieken, ging toch niemand hem zoeken! Mis! Gil werd en was gezien, vloog bij De Moor. Zijn pa kwam persoonlijk bij de Studieprefect uitsluiting eisen en Gil kreeg in totaal zeven dagen. 

Maar wij hadden ook veel leute, of de wereld nu in brand stond of niet. Als je zeventien jaar bent, is er iets mis als je geen leute hebt. De strafste popmuziek dateert van toen:

De plakkerigste frotters: Nights in White Satin, (It’s only) Words van The Bee Gees, If you’re going to San Francisco, A Whiter Shade of Pale…

De grootste nieuwigheden: Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band, en voor de bassisten onder ons Purple Haze

De pure agressie van die tijd: Jumpin’ Jack Flash

De beste dansmuziek ooit: James Brown, Sam and Dave, Diana Ross & Supremes, Booker T, Otis Redding.  

En wij waren meestal toch braaf. Er bestonden nog punten voor Opvoeding. Zelfs ’t Ministerie van Onderwijs, heette toen Nationale Opvoeding. 

Nederlands was een hoofdvak en elke leraar was éérst leraar Nederlands (allez, zij die Nederlands kenden natuurlijk).  Daar moest je zes op tien voor hebben, geen vijf. 

De school was de enige manier om aan onze lotsbestemming te ontsnappen. Het was leren of verzuipen. 

En toch mochten wij van alles. 

Een TD in ’t Keldertje was een belevenis. Sonja – nog één – Sonja Morlion heeft me daar leren swingen en jerken, ik was vijftien.

En op de Kwabettersdag kon ook van alles. De leraars een keer uitlachen. ’t Showbeest uithangen. 

En Hoedjesdag was onze revanche en onze grootste leutedag. 

En toen was er eens een staking, naar aanleiding van Leuven Vlaams. Eerste vraag: waar in godsnaam ligt Leuven? Tweede vraag: is Leuven dan niet Vlaams? Wat moesten wij doen? Was dat niet eerder iets voor die Collegeschieters, dat waren toch flaminganten. Surprise: staking door onze goede vriend Godgaf Dalle! Hij legde ons uit waarom dat nodig was, bijna straffer dan Daled, die toch een “echte” Vlaming was. In 1968 werden de Vlamingen wakker, wij kozen voor Engels op school en veegden onze kas aan “leert goed uw Frans, ge gaat dat later nodig hebben”, de analyse van de verdrukten die zichzelf minderwaardig voelen. 

En wij reisden om te leren en eens goed uit de bol te gaan, zoals onze ouders met de jaarlijkse “kerremesse”. London. Diekirch. ‘k Heb de zon zien zakken in de zee.

En wij leerden vooral zonder te reizen, hier tussen vier muren konden wij toen nog de wereld ontdekken

Bij Costenoble (potlood in haar): Take half a sheet of paper;

Bij Debever (kinderlijke toon): Donnez-moi votre agenda! Moins deux!

Bij Dereu (linkerpalm aan het voorhoofd): Hela manneke? Kom eens naar voren en toon mij op de blinde wereldbol de bron van de Dnjepr; Hij strekte zijn gebalderechterhand voor zijn gezicht en zei: “Dit is de maan”, met zijn linkerhand nam hij zijn hoofd vast en zei “dit is de Aarde” en dan draaide hij om zijn as om ons uit te leggen hoe het kwam dat wij steeds dezelfde kant van de maan zagen; Snap je?

Bij onze Eerwaarde die zo mooi het Jezusland kon tekenen: een kromme, Palestina,  met daarin een loodrechte - de Jordaan;  

Bij Tytgat: (lopen als macho)  

Bij Maes, die in de eerste les zijn vrouw verboog - toen nog: rosa, rosas (meervoud), rosae (meedrinkend voorwerp); 

Bij Aerschot: wie heeft er een sigaretje om te verkopen?  

Bij Winnock: (grafstem, West-Vlaams accent, houdt kolf omhoog). “En, wat zien we? Het is (klas in koor: rood). Maar nee, het is blauw”. Ah ja, bij Winnock was alles blauw natuurlijk. 

Bij Daniël Pauwels: (streelt Sonja Tavernier en Arlette Suffys Over het hoofd: ah Sonjatje en Arletje, oewist?)

Bij Claeys (lispelend): Ga naar de Prefect! Ga naar de Prefect! 

Ja, ’t waren speciale, onze leermeesters.

De ene had skeletten die konden roken. Eddy Titeca, die nu van niets weet, had eens een brandende sigaret in de mond van het skelet gestoken. In ’t lokaal scheikunde! 

De andere leraar kocht sigaretten af voor vijf frank. En wie er een verkocht, vloog buiten.

Daniël Pauwels was goedgezind als Brugge had gewonnen en anders liep hij vies. De truc: weten dat Brugge verloren had en vragen hoe de match was afgelopen. Gegarandeerd geen les gedurende een kwartier. 

Onze leraars hadden altijd gelijk. Zoveel gelijk, dat een straf op school thuis werd aangevuld met nog een straf.   

Art. 24 van het Huishoudelijk Reglement: “De leerlingen zijn zowel buiten als binnen de school aan het gezag van het hoofd der instelling en van de leraars onderworpen. Zij zijn verplicht al de leden van het personeel de bewijzen van eerbied te vertonen”. 

Maar de beste, dat waren wij!

Ooit al gehoord van een leraar die een prijs kreeg? Nee hé! Wij kregen de prijzen. Samen wonnen wij 35 prijzen.

Geen paniek, ik kreeg er géén. En ’t was oneerlijk verdeeld. Drie onder jullie – Cecile Baeteman, Denis Schallier en Louis Demeyere -  behaalden samen 15 prijzen van de 35!!

Twee van ons feestcomiteit, Nelly en Louis, kregen de prijs van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, Agentschap Veurne,omdat ze “zeer verdienstelijk waren in het schoolsparen”. Nelly en Louis: tournée générale. Zeker voor Louis: die kreeg ook de prijs van de Suikerfabriek. En ook nog de prijs voor Geschiedenis, een profetische combinatie nu de suikerfabriek tot de geschiedenis behoort! 

Sonja Tavernier won twéé prijzen voor Frans, Robert Vanhove voor Zedenleer,

Roland Dezutter voor sociaal gevoel in ’t  rood: de prijs van het Acht Uren Huis! Francine Vanhove en Walter Franchois kregen een Erepenning en een Prijs van de Regering

Ik kreeg niets, maar ik had dat goed gezien: mijn (ondertussen ex-)lief Cecile Baeteman kreeg negen prijzen: Handelswetenschappen, Duits, Scheikunde en Aardrijkskunde en Nederlands en Zedenleer en Verdienstelijke Leerlinge en de Erepenning van de Stad Veurne en de Prijs van de Regering... 

En “mien kozzen”, Denis,  kreeg er drie. Hij was de strafste voor Tekenen. Pas op: in de Latijn-Wiskunde. Denis rondde met zijn succes zijn studies af van dokter in het Tekenen. Hij won ook de prijs Biologie en “Gedrag, Burgerzin en Wellevendheid”. 

Gil Fossion zijn ze toen vergeten: de prijs van de meeste uitsluitingen. En Nelly: die van de strafste stoten. 

-En één prijs kennen we vandaag toe. Aan een klasgenoot met wie ik verdikke in het eerste lager heb gezeten. De prijs van de Long Distance. All the way from London, England: Paul Schuller. 

SLOT

Is de wereld veranderd naar ons evenbeeld?

Wellicht niet. En toch is ze veranderd. Er is meer vrijheid, zoveel is zeker.  Er is niet minder gelijkheid, maar ’t kan beter. En de broederlijkheid lijkt me er ’t slechtst van af te komen. Wij zijn nogal veel aan ’t personal shoppen, de Chinezen zijn slaven, we hebben het verstand op de juiste hard disk - maar het hart?

Toch wil ik denken dat onze generatie deel heeft aan de positieve wijzigingen. Waar wij voor vochten, dat vinden onze kinderen evident en voor onze kleinkinderen zijn ’t verhalen uit de oude doos. Hoezo, geld diende om kolen te kopen in plaats van skivakanties (wat zijn kolen, opa?), een derde tv, plastische chirurgie, fuifjes met Breezer? 

Dat is niet vanzelf gekomen. Welja, in de ogen van onze (klein)kinderen zijn we oude zakken. Maar onze generatie zwoer bij de waarden van de jeugd en we blijven daar bij. We hebben wel een beetje de wereld veranderd.

We waren politiek niet sterk onderlegd. Tactiek ontbrak, strategie kon ons gestolen worden. Recht door zee. De Romeinse heirbaan op. “Je maintiendrai”, om Daled te plezieren. Maar we wilden iets beters ergens anders. Somewhere, somehow. Niet anywhere, anyhow. 

Die mentaliteit, iets beters willen, gecombineerd met onze discipline, met onze vorming hier aan ’t Atheneetje, gecombineerd met onze ‘lust for life’, dat is the  spirit of 68. En hoe wij ook van elkaar verschillen en sindsdien veranderd zijn: ik ben er vrij zeker van dat we allen nog achter die ene slogan staan: MAKE LOVE, NOT WAR.

Peace!

Eddy Bonte