Libertinage en Revolutie

De libertijnse roman en de Revolutie

 

Volgens Péter Nagy (Boedapest, 1920-2010) hielp de libertijnse roman mee de Franse revolutie van 1789 voorbereiden.

Revoluties worden meestal uitgelegd aan de hand van politieke en sociaaleconomische factoren, zoals armoede, klassenstrijd en onderdrukking. Culturele factoren worden meestal geen rol toebedeeld, tenzij zijdelings. Toch kennen we uitzonderingen: zo wordt aangenomen dat de ideeën van les philosophes de Franse Revolutie van 1789 mee hebben vormgegeven.
Welnu, in zijn literaire studie “Libertinage et révolution” [1] toont Péter Nagy op overtuigende en gedetailleerde wijze aan dat de libertijnse roman een gelijkaardige rol speelde als de filosofisch-wetenschappelijke traktaten van Rousseau, Voltaire, d’Holbach of Diderot. Die stelling klinkt ongewoon, omdat de Franse libertijnse roman als subgenre niet bepaald bekend staat om zijn hoogstaande literaire kwaliteiten, noch om intellectuele diepgang. Denkend aan “Franse libertijnse roman”, komen de meesten onder ons wellicht niet verder dan “Les liaisons dangereuses” (Pierre Choderlos de Laclos, 1782) waarna, geheel ten onrechte, een verband wordt gelegd met hedendaagse erotiek. Een enkeling kent misschien Restif de la Bretonne. Markies de Sade doet bij iedereen een belletje rinkelen, maar zijn hoofdwerken verschijnen nà de Revolutie.  

 

 

Subversief

Leverden les philosophes ideeën en concepten die getuigden van een wetenschappelijke, onderzoekende kijk op mens en samenleving, dan brachten de libertijnen vooral een praktijk, een attitude, een gedragswijze aan. Beide bewegingen liepen zowat parallel en speelden zich af in de mondaine wereld van de aristocratie die aan invloed inboette en de burgerij die haar macht uitbreidde en verwoede pogingen ondernam om aristocratisch over te komen. Alle tegenstellingen ten spijt, kwamen zowel de filosofen-wetenschappers als de libertijnse schrijvers op voor hetzelfde doel: zich bevrijden van de bestaande conventies en dogma’s, in hoofdzaak de geopenbaarde waarheid en dito moraal van het christendom. Uiterst belangrijk is nu wel dat die bevrijding niet enkel geestelijk-religieus van aard was, maar ook lichamelijk. 

Nagy kan inderdaad terecht beweren dat de libertijnse roman ondermijnend en subversief werkte. De libertijnse romancier en zijn lezers, ook al behoren ze tot de hoogste sociale lagen van de bevolking, stellen zich inderdaad heterodox op door te opperen dat moraal gebaseerd is op de rede, dit wil zeggen bepaald door mensen en niet geopenbaard door een bovenmenselijk wezen. Dergelijke denkwijze betekent een regelrechte aanval op de Kerk, maar evenzeer op het absolutisme met de vorst als gezant van god op aarde.

Bevrijding van het lichaam

De reeds in oorsprong dubbele betekenis van ‘libertijn’ en ‘libertinage’, blijft in deze cruciale periode, de tweede helft van de achttiende eeuw, zijn relevantie behouden: de libertijn is hij die vrij en vrank spreekt in het algemeen en de seksuele moraal en praktijken onderuithaalt in het bijzonder. Beide gaan samen, zoals Calvijn maar al te goed besefte: de vrijheid van de geest, mondt uit in de bevrijding van het lichaam – en omgekeerd. In de ogen van de dogmatici, dienen beide strak aan de lijn te worden gehouden.
Geen toeval dus dat de eerste libertijnen in onze contreien, we spreken van de 16de eeuw, spiritualistisch waren ingesteld, en vanuit die optiek alle spelregels van de maatschappij op losse schroeven zetten.
Het was evenmin toeval dat de zestiende-eeuwse libertijnen zich voor het eerst manifesteerden in de meest welvarende streken, dit wil zeggen het Rijnland, het Noorden van Frankrijk en Vlaanderen, waar libertijnse spiritualiteit gepaard ging met scepticisme en materialisme (in filosofische zin). Een eeuw later is dat type libertinage van aard en van sociale klasse veranderd: de aristocratie, en de burgerij die het liefst tot de aristocratie zou willen behoren, houden vooral het epicurisme over: in de mondaine wereld, wordt libertinage een praktijk, een attitude, een gedrag. De meeste filosofen-wetenschappers mogen dan libertijns zijn, de meeste libertijnen hebben geen diepgravende filosofie en wetenschap van doen.

Rede, Natuur  

Vanzelfsprekend, beweert Nagy nergens dat de libertijnen openlijk ten strijde trokken of een georganiseerde beweging vormden. Dat deden les philosophes evenmin. Net als de grote filosofen verspreidden ook zij nieuwe ideeën. In tegenstelling tot de filosofen-wetenschappers, verspreidden zij ook een praktijk. En laat die praktijk nu net het taboe bij uitstek doorbreken: het lichamelijke, in het bijzonder het seksuele. Een taboe dat niet alleen belet dat mensen zich persoonlijk uitleven in genot - wat verder geen motivatie behoeft - maar bovendien belet dat mensen elkaar ontmoeten los van klasse, afkomst of overtuiging. Dat alleen al bedreigt de gevestigde orde.

De libertinage uit de tweede helft van de achttiende eeuw is een ingewikkeld kluwen. La Mettrie, de auteur van “L’art de jouir”, behoort ertoe, maar evengoed Mirambeau. De burgerij wierp zich op als behoeder van de deugd: de roman, het nieuwe literaire genre dat haar leefwereld reflecteert, loopt over van sentimenten en sentimentalisme – wat niet bepaald libertijns klinkt. La Mettrie poneert dat de samenleving zich dient te schikken naar het individu, terwijl Diderot of d’Holbach de samenleving juist voorrang verlenen, een geordende samenleving van rationele aard geleid door universele waarden, derhalve rigide en niet noodzakelijk zeer libertijns.

Beide stromingen vertrekken wel van dezelfde basis: niet een opperwezen, maar de Natuur kan ons de weg wijzen. De Natuur is een richtinggevend principe met een eigen moraal. Rede en Natuur vallen overigens samen.

Dat is zo’n beetje de stand van zaken wanneer de Franse samenleving richting Revolutie evolueert.
Nagy verduidelijkt dat deugden, sentimenten, sentimentalisme en libertinage behoren tot “la même lutte pour la libération des sens et des sentiments (…) pour la maturation d’une mentalité et d’une psychologie adaptée à la libération totale à venir » (p. 30). De gemeenschappelijke vijand heet ”autel et trône », het altaar en de troon, de kerk en de vorst, dit wil zeggen de maatschappelijke ordening die zich beroept op het bovenmenselijke.

Het woord is echter aan de rede én het instinct.

© Eddy Bonte * Redactie 20Aug2023 Eerste publicatie op deze site.  

NOOT 
[1] Péter NAGY: « Libertinage et révolution », collection Idées, n° 335, Gallimard, 1975 (traduit du hongrois). Het gaat hier wel degelijk om een literaire studie, meer bepaald van de libertijnse roman. In het boek wordt in aparte hoofdstukken aandacht besteed aan divers subtypes: satire, propaganda, avontuur, opvoeding (‘Bildung’) en zeden. Aangezien Nagy de invloed van de libertijnse roman op 1789 onderzoekt, ligt de klemtoon op de achttiende eeuw en vooral op de paar decennia die de Revolutie voorafgaan. Er wordt bijgevolg géén aandacht besteed aan de Sade, aangezien zijn belangrijkste werk na die datum het licht zag. Belangrijke auteurs-filosofen van het type Voltaire, Rousseau of Diderot, worden enkel behandeld wanneer de literaire band met de libertijnse stroming echt van belang is. In dit werk komen bijna uitsluitend voor ons onbekende auteurs aan bod, bijvoorbeeld Charles Pinot-Duclos, Jean-François de Bastide, Fromaget, Claude Crébillon of de la Rochette de la Morlière. Het is Nagy dan ook niet te doen om literaire kwaliteiten, maar om de verspreiding van libertijnse ideeën via het - relatief nieuwe - literaire genre ‘roman’.

 +++